Mulisch en het trauma van de tijd

Wat goed is komt snel. Dat geldt voor het talent dat zich aandient op het terrein van de sport. Die waarheid werd ooit verwoord door Joris van den Bergh, de biograaf van Piet Moeskops. Op andere terreinen geldt die waarheid niet. Gelukkig maar, zult u zeggen. Er is nog hoop. Ook op het terrein van de literatuur is doorgaans tijd nodig, niet alleen voordat een talent zich werkelijk kan aandienen, maar ook voor het schrijven zelf. Natuurlijk zijn er uitzonderingen op deze regel. Francoise Sagan zette met haar debuut Bonjour tristesse in de jaren vijftig de toon voor de snelle doorbraak van het jonge talent. Ze was pas achttien toen het boek verscheen.

Maar er bestaan ook talentvolle beloftes die het nooit echt waarmaken. En de laatbloeiers natuurlijk. Een belofte ben ik nooit geweest, en of ik een laatbloeier ben, zal nog moeten blijken. In de afgelopen tijd stierven om mijn heen kort na elkaar drie mensen die alledrie ongeveer even oud waren als ik. Drie begrafenissen heb ik bijgewoond. Er werden verhalen verteld, muziekstukken gespeeld, beelden vertoond van scenes uit een leven. Het leven is zomaar voorbij, dat realiseer ik me dondersgoed. De tijd gaat steeds sneller. Dat doet me denken aan een verhaal van Harry Mulisch.

Op een wat stormachtige dag bezoekt een ingenieur de bouwlocatie van een wolkenkrabber bij de bouw waarvan hij betrokken is. En zoals dat wel meer gebeurt, door één moment van onoplettendheid verliest hij zijn evenwicht. Hij valt vanaf de 55ste verdieping in de peilloze diepte naar beneden. Dat voorval staat beschreven in het boekje Voorval dat in 1989 als boekenweekgeschenk verscheen. Deze novelle van Mulisch is in feite de geschiedenis van een val die slechts enkele seconden duurt. Tijdens zijn val bedenkt de ingenieur met de luciditeit van een ter dood veroordeelde dat de natuur de kennis van hem en zijn leven niet zal vernietigen. Er moet iets zijn dat zal blijven bestaan. Alles verandert in de wereld en bij uitstek in de vliegende vaart tijdens een doodsmak.

Zo bedenkt hij in een flits allerlei manieren waardoor hij niet te pletter zal vallen. Hij valt met zijn hoofd naar beneden, maar onderwijl rekent hij uit op bij welke verdieping hij weer rechtop in de lucht zal hangen. En terwijl de gedachten hem zo in razende vaart door het hoofd schieten, krijgt hij versnelde fragmenten te zien van zijn leven. Het is befaamde levensfilm die een mens vlak voor zijn sterven voorgeschoteld krijgt als een laatste mentale bioscoopvoorstelling. Tenminste, als men de verslagen van bijna-dood- ervaringen mag geloven. Uiteindelijk wordt hij plotseling op de 49e verdieping door een harde windvlaag weer naar binnen gesleurd, waar hij op de vloer terechtkomt in een baal dikke glaswoldekens. Niemand wil zijn wonderbaarlijke verhaal geloven. Daarom besluit de ingenieur zijn val als niet gebeurd te beschouwen.

Mulisch had een fascinatie voor de ervaring van tijd. Zijn eerste verhaal dat op 8 februari 1947 verscheen in Elseviers Weekblad had als titel De kamer. Het lijkt een symbolisch verhaal over zijn eigen leven, dat verbeeld wordt door een geheimzinnige kamer met een open raam, waar hij’s avonds vaak langs is gelopen. Er komt dan muziek uit het raam, maar een bewoner is er nooit te zien. Hij verlaat de stad waar de kamer zich bevindt, maar keert er na jaren terug om er weer te gaan te gaan wonen, juist in die geheimzinnige kamer die nu afgebladderde muren heeft. De laatste zin luidt als volgt: ‘Nu weet ik dan eindelijk wat mij zo in deze kamer getrokken heeft. Het is mijn sterfkamer.’

Na zijn overlijden op 30 oktober 2010 lag op zijn werktafel een stapeltje aantekeningen die bestemd waren voor een roman met als titel De tijd zelf. Hij zou daarin op zoek gaan naar de onbestaanbaarheid van het ‘nu’ dat er nooit is, maar altijd al voorbij is als je het denkt te kunnen ervaren. Ook in Het stenen bruidsbed (1959) had hij dat thema al aangestipt in de volgende zinnen:

‘Ik heb heimwee naar het heden. Alles gebeurt, en terwijl het gebeurt is het er niet meer. Terwijl ik het meemaak, heb ik het nooit meegemaakt. Nooit ben ik ergens geweest’

Tussen de verschijningsdatum van zijn eerste verhaal in 1947 en het de sterfdag van Mulisch’ in 2010 lagen 63 jaren, een tijdsspanne met in totaal 22.960 dagen. Als die net zo snel voorbij waren gevlogen als die ene val uit het raam in het het verhaal Voorval, dan wat het hele oeuvre van Mulisch misschien wel net zo snel geschreven als nu ChatGPT zijn teksten uitkraamt.   

Maar is dat ook zo? Ik besloot het als vraag voor te leggen aan ChatGPT zelf: Hoelang zou ChatPT nodig hebben om een tekst met de omvang van het gehele oeuvre van Mulisch te genereren?  Dit was het antwoord:

Het is moeilijk om precies te bepalen hoe lang het zou duren voor ChatGPT om een tekst met de omvang van het gehele oeuvre van Harry Mulisch te genereren, aangezien het afhangt van verschillende factoren, zoals de snelheid van het model en de specificaties van de computer die het model draait. Bovendien kunnen de lengte en complexiteit van Mulisch’s werk variëren, waardoor de tijd om het volledige oeuvre te genereren ook kan variëren.

Om een ruwe schatting te geven, laten we aannemen dat ChatGPT ongeveer 2 seconden nodig heeft om een tekst van gemiddelde lengte te genereren (wat vrij conservatief is). Als we aannemen dat het gehele oeuvre van Mulisch bestaat uit ongeveer 50 boeken, met een gemiddelde lengte van 300 pagina’s per boek en 300 woorden per pagina, krijgen we een totaal van ongeveer 22.500.000 woorden.

Als we ervan uitgaan dat een gemiddeld woord ongeveer 5 karakters bevat, dan hebben we in totaal ongeveer 112.500.000 karakters. Als ChatGPT ongeveer 2 seconden nodig heeft om 1000 karakters te genereren, zou het dus ongeveer 2,25 miljoen seconden duren om een tekst van dezelfde omvang als het gehele oeuvre van Mulisch te genereren.

Dit komt neer op ongeveer 25 dagen aan ononderbroken generatie. Houd er echter rekening mee dat dit een ruwe schatting is en dat de werkelijke tijd kan variëren afhankelijk van verschillende factoren. Bovendien heeft ChatGPT geen bewustzijn of de mogelijkheid om te ervaren, dus het concept van tijd en snelheid van generatie is niet direct vergelijkbaar met menselijke ervaringen van het schrijfproces.

Terug naar het boekje Voorval over die val vanuit een wolkenkrabber. Twee dingen vallen op in dit verhaal. Ten eerste, de veranderende snelheid van de tijd. Die gaat steeds sneller lopen tijdens de val, zoals ook de tijd steeds sneller lijkt te verlopen naarmate je ouder wordt. Toch heb ik dit fenomeen nooit in verband gebracht met de zwaartekracht, die een eenparige versnelling teweeg brengt bij een object dat naar beneden valt. Zo bezien is het leven een eenparig versnelde valbeweging op weg naar de afgrond van de dood, op de bodem waarvan we ooit onherroepelijk te pletter zullen vallen. Het is duidelijk dat deze novelle voor 9/11 is geschreven, want daarna is de val uit een wolkenkrabber nooit meer geworden wat hij ooit moet zijn geweest. Een duizelingwekkende ervaring die de verbeelding van schrijvers in beweging brengt.

Maar er is nog iets opmerkelijks in het verhaal van Mulisch en dat is de ontkenning achteraf van het gebeuren. Dat is de harde windvlaag die de ingenieur weer naar binnen sleurt en een doorstart aan zijn leven geeft. Omdat niemand hem achteraf wil geloven besluit hij zijn verhaal als niet gebeurd te beschouwen. Het was een overbodige calamiteit die uit het geheugen wordt geschrapt. Dan bestaat het opeens niet meer. De werkelijkheid is fictie geworden. En het zal niet lang duren of de ingenieur zal er zelf ook aan gaan twijfelen of hij dit wel in het echt heeft meegemaakt. Hij heeft het gedroomd, zo zal hij zeggen. Het was een boze droom die voorbij was toen hij ontwaakte.

Dat was een wijs besluit van de ingenieur. Het doet me denken aan een oude Indische wijsheid die zegt dat als iets ergs je overkomt je er het beste aan doet om net te doen of het niet gebeurd is. Dan zal blijken dat de ramp uiteindelijk een zegen wordt. In onze huidige tijd van traumaverwerking en geestelijke nazorg bij rampen en calamiteiten klinkt dit wat wonderlijk in de oren. We organiseren tegenwoordig al een stille tocht als er een hond is overreden op het zebrapad.

Daarnaast is er duidelijk sprake van selectieve rouwverwerking. Toen enkele jaren geleden in Amstelveen iemand per abuis op straat geliquideerd werd, omdat er sprake was van een persoonsverwisseling, kwam niemand op het idee van een stille tocht. Het drama moet kennelijk aan bepaalde criteria voldoen, wil er sprake zijn van collectieve rouw. De ramp moet mediageniek zijn, tranen trekkend en aanleiding geven tot empathie. Met zijn allen rouwen heeft ook iets moois, maar er mogen geen nare connotaties in het geding zijn.

Maar ik dwaal af. Waar hadden het over? Over de weldadige ontkenning van het trauma van de tijd. Laatst sprak ik iemand die als kind in de jaren vijftig haar vader had verloren die omkwam bij een auto-ongeluk. Ze groeide op in een steng gereformeerd gezin in Drenthe en daar werd nooit over dat tragisch verlies gesproken. Ze heeft er geen trauma of andere psychische ongemakken aan overgehouden. Ik geloof dan ook stellig dat er een kern van waarheid zit in de oude wijsheid, dat je het leed dat je overkomt zo snel mogelijk moet vergeten.

Vaak is het beter de dingen niet te zien zoals ze zijn. Draai het om. Ga op je kop staan. Bezie de wereld ondersteboven en de gebeurtenissen van achteren naar voren. Of beter nog, wis het weg uit je geheugen. Verdring het in de meest duistere spelonken van je onderbewustzijn. Verban het uit de werkelijkheid en je zult herademen en herstellen. Het is maar hoe je het wilt zien. Zien is kénnen en al ziende maak je voortdurend keuzes. Je ziet slechts wat je wilt zien. Hou het daar dan ook bij. Dit tranendal is al treurig genoeg. Iedereen gaat dood. Waarom zullen we dan nog eindeloos over de dood blijven spreken? Laten we het over iets anders hebben. Parlons d’autre chose.