Mulisch, Gaia & het wonderbaarlijke
‘De hele aarde wordt een lichaam met een bewustzijn, en straks het zonnestelsel. En dan de Melkweg, en na miljarden jaren alle sterrenstelsels in het heelal: en alomtegenwoordig sujet, gegroeid uit de van huis en hof verjaagde mensenziel.’
Dat schrijft Mulisch in De versierde mens (1955). In De compositie van de wereld (1980) is sprake van een corpus corporum: ‘de totale symbiose van ultimitieven en artefacten.’ Waren dit soort technologische toekomstvisioenen ergens op gebaseerd? Hoe kwam Mulisch op dit soort gedachten? Ontleende hij het aan sciencefiction-literatuur, het tijdschrift Bres-Planète of waren er werkelijk wetenschappers die dit soort ideeën hadden ontwikkeld?
Ik heb die vraag voorgelegd aan ChatGPT. Dit was het antwoord:
‘De ideeën die Mulisch in zijn werken presenteert over de aarde en het universum als bewuste entiteiten, evenals de symbiose tussen technologie en menselijkheid, kunnen worden gezien als een vorm van speculatieve fictie en filosofische verkenning. Het lijkt erop dat Mulisch zijn visies heeft ontwikkeld op basis van verschillende bronnen en invloeden, waaronder sciencefiction-literatuur, filosofie en mogelijk ook populaire wetenschappelijke ideeën die destijds in omloop waren.
Mulisch stond bekend om zijn brede interessegebied en zijn vermogen om uiteenlopende ideeën en disciplines in zijn werk te integreren. Het is mogelijk dat hij zich heeft laten inspireren door auteurs uit het sciencefiction-genre, die ook hebben gespeculeerd over de toekomstige evolutie van het bewustzijn en de technologie. Sciencefiction-boeken en tijdschriften kunnen dus zeker hebben bijgedragen aan zijn denkbeelden.
Daarnaast zou Mulisch ook kunnen hebben geput uit filosofische en wetenschappelijke bronnen. Het idee van een bewuste aarde en een symbiose tussen natuur en technologie kan worden herleid tot verschillende filosofische en wetenschappelijke tradities, zoals het holisme, de systeemtheorie en de cybernetica. Wetenschappers zoals James Lovelock met zijn Gaia-hypothese, die de aarde beschouwt als een zelfregulerend organisme, kunnen ook invloed hebben gehad op Mulisch.
Het is echter belangrijk op te merken dat Mulisch een literair schrijver was en geen wetenschapper. Zijn werken moeten worden gezien als creatieve verkenningen van ideeën en concepten, eerder dan als wetenschappelijk gefundeerde voorspellingen. Hoewel zijn visies mogelijk gevoed zijn door bestaande ideeën en speculaties in de wetenschap en filosofie, kan het moeilijk zijn om precies te achterhalen welke specifieke bronnen zijn gedachten hebben beïnvloed.’
De ideeën die Mulisch in zijn werken presenteert over de aarde en het universum als bewuste entiteiten, evenals de symbiose tussen technologie en menselijkheid, kunnen worden gezien als een vorm van speculatieve fictie en filosofische verkenning. Het lijkt erop dat Mulisch zijn visies heeft ontwikkeld op basis van verschillende bronnen en invloeden, waaronder sciencefiction-literatuur, filosofie en mogelijk ook populaire wetenschappelijke ideeën die destijds in omloop waren.
Mulisch stond bekend om zijn brede interessegebied en zijn vermogen om uiteenlopende ideeën en disciplines in zijn werk te integreren. Het is mogelijk dat hij zich heeft laten inspireren door auteurs uit het sciencefiction-genre, die ook hebben gespeculeerd over de toekomstige evolutie van het bewustzijn en de technologie. Sciencefiction-boeken en tijdschriften kunnen dus zeker hebben bijgedragen aan zijn denkbeelden.
Daarnaast zou Mulisch ook kunnen hebben geput uit filosofische en wetenschappelijke bronnen. Het idee van een bewuste aarde en een symbiose tussen natuur en technologie kan worden herleid tot verschillende filosofische en wetenschappelijke tradities, zoals het holisme, de systeemtheorie en de cybernetica. Wetenschappers zoals James Lovelock met zijn Gaia-hypothese, die de aarde beschouwt als een zelfregulerend organisme, kunnen ook invloed hebben gehad op Mulisch.
Het is echter belangrijk op te merken dat Mulisch een literair schrijver was en geen wetenschapper. Zijn werken moeten worden gezien als creatieve verkenningen van ideeën en concepten, eerder dan als wetenschappelijk gefundeerde voorspellingen. Hoewel zijn visies mogelijk gevoed zijn door bestaande ideeën en speculaties in de wetenschap en filosofie, kan het moeilijk zijn om precies te achterhalen welke specifieke bronnen zijn gedachten hebben beïnvloed.
Kort na de oorlog ontstond er een korte opleving in de belangstelling voor esoterische zaken. Men ging op zoek naar ‘het wonderbaarlijke’. In search of the miraculous, zo heette ook het boek van Oespensky dat in 1949 verscheen. In Het seksuele bolwerk (1973) bekent Mulisch, dat hij in 1947 de twee dikke delen van Ouspensky’s Een nieuw model van het heelal in één etmaal achter elkaar heeft uitgelezen. Ouspensky (1878-1947) was een leerling van de spirituele goeroe Gurdjieff (1866-1949). Een van de belangrijkste aspecten van Gurdjieffs ideeën die Mulisch aansprak, was het concept van zelfbewustzijn en zelfontwikkeling. Gurdjieff stelde dat de meeste mensen in een soort ‘slaaptoestand’ leven, zonder werkelijk bewust te zijn van zichzelf en hun omgeving. Hij geloofde dat het mogelijk was om een hogere staat van bewustzijn te bereiken en dat de mens door middel van zelfobservatie, discipline en innerlijk werk toegang had tot het wonderbaarlijke.
Mulisch heeft in zijn werk volop geput uit allerlei alchemistische en esoterische bronnen. In dat opzicht brengt het herlezen van zijn romans vaak een déja vu teweeg. Eind jaren zestig had ik een abonnement op het blad Bres-Planète. In die tijd las ik ook boeken van Gurdjieff en Ouspensky. Die worden tegenwoordig niet of nauwelijks meer gelezen, om over Bres-Planète maar te zwijgen. Sinds Rudy Kousbroek in 1970 met zijn Avondrood der Magiërs de hang naar het wonderbaarlijke afdeed als een vorm van ‘modern bijgeloof’ dat voor menigeen een laatste vluchtheuvel biedt voor een verdwijnende religie, is het niet meer correct om je nog serieus met dit soort duistere zaken bezig te houden.
In het algemeen lijkt tegenwoordig de belangstelling voor ‘het wonderbaarlijke’ behoorlijk op zijn retour. Al zijn er ook tekenen die op het tegendeel wijzen, zoals de recente opleving van complotdenkers die het corona-virus zagen als een fabeltje dat in omloop wordt gebracht door een elitair genootschap van pedofielen. Bestaat er een wetenschap van het wonderbaarlijke?
In Engeland spreken ze in dit verband van wel van boundary-work . Daarmee wordt geduid op onderzoek in het grensgebied van wetenschappelijke disciplines, maar vooral ook op de grens waar de wetenschap in strijd raakt met zijn eigen paradigma. De demarcatielijnen van Popper, die wetenschap streng afgrenzen van andere vormen van kennis, worden hierbij uit methodisch oogpunt juist genegeerd. Niet alleen populaire cultuur en ‘modern bijgeloof’ komen bij deze benadering uitdrukkelijk in beeld, maar ook onverwachte grensgebieden zoals de populaire beeldvorming van de nieuwe atoomtheorie, die zo’n honderd jaar geleden de alchemistische gedachte over de maakbaarheid van goud opnieuw tot leven wekte.
Dat schrikbeeld had zelfs invloed op de theorieën over de moderne economie, die in het begin van de twintigste eeuw worstelde met de consequenties van het goud als internationale standaard voor de valuta. De moderne atoomtheorie bracht allerlei collectieve angsten voort, maar zat ook dringend verlegen om nieuwe metaforen om het intrinsieke verband tussen geest en materie – die in de kwantummechanica aan het licht kwam – in epistemologisch opzicht een plaats te geven.Veel natuurwetenschappers waren in het begin van de vorige eeuw van mening dat de laat middeleeuwse alchemisten weliswaar fout zaten in hun wetenschappelijke methodiek, maar wel een diepere intuïtie hadden over de aard van de werkelijkheid.
Ontdekkingen, zoals radioactieve straling, atomaire verval en de transmutatie van elementen, creëerden een gevoel van mysterie en onzekerheid. Ook in deze kringen ging men zich opeens objectiever en wetenschappelijker met het eigen spirituele gedachtegoed bezighouden. Geheime genootschappen werden openbaar en streefden naar herhaalbare experimenten die voldeden aan de eisen van de moderne wetenschap. Er werden hybride takken van wetenschap uitgevonden zoals een ‘occulte chemie’ en een ‘fysica van de helderziendheid’. Omgekeerd hadden natuurwetenschappers het idee dat ze iets misten in hun wereldbeeld. Ze waren iets kwijtgeraakt, maar wat? Die onzekerheid is tegenwoordig ver te zoeken, terwijl de snelle opkomst van de Kunstmatige Intelligentie best wel aanleiding geeft tot gevoelens van angst en onzekerheid.
Zo’n honderd jaar geleden waren er verschillende spirituele en esoterische bewegingen, zoals theosofie, Rozenkruisers, alchemie en spiritisme, die zich bezighielden met occulte, mystieke en filosofische vraagstukken. Ze probeerden de wereld te begrijpen op een dieper niveau, inclusief de aard van materie, energie en bewustzijn. Sommige mensen binnen deze spirituele groeperingen zagen een potentieel verband tussen de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen en hun eigen esoterische overtuigingen. Ze zagen parallellen tussen de transmutatie van elementen in de alchemie en de ontdekking van atoomverval, waarbij het ene element kan worden omgezet in een ander Deze ontdekkingen interpreteerden zij vooral op een symbolische en mystieke manier.
Maar exacte wetenschap en esoterie zijn twee in gescheiden werelden. Wetenschap is gebaseerd op empirisch onderzoek, het gebruik van wiskundige modellen en de toetsing van hypothesen door middel van experimenten en observaties. Esoterie daarentegen is gebaseerd op irrationele denktradities, symboliek, mystiek en innerlijke ervaring. In feite zijn deze twee domeinen met de komst van de harde wetenschap steeds verder uit elkaar gegroeid. De moderne wetenschap heeft zich ontwikkeld met behulp van rigoureuze methodologieën en heeft tal van nieuwe ontdekkingen gedaan die in feite nog veel verder zijn gegaan dan de speculaties van de esoterie.
En toch, historisch gezien blijkt esoterie telkens weer de metafoor bij uitstek te hebben geboden voor het doorbreken van denkbarrières. In dit verband kan zelfs sprake zijn van een kruisbestuiving tussen esoterische kennis en harde wetenschap. De wetenschappelijke ontdekkingen van rond 1900 – zoals de radioactieve straling, het verval van atomen en de mogelijke transformatie van het ene element in het andere – had grote gevolgen voor het spirituele denken.
De beoefenaars van de natuurwetenschap zouden iets fundamenteels uit het oog hebben verloren, waardoor zij op de grenzen van hun eigen kennis waren gestuit. De fundamentele verwevenheid tussen wetenschappelijke experiment en spirituele zelfverheffing, die voor de middeleeuwse alchemist van cruciaal belang was geweest, werd in de moderne wetenschap losgelaten.
Die alchemistische transformatie van het innerlijk was in de moderne tijd als oogmerk van de onderzoeker verdwenen. Maar de literatuur bleef de schatbewaarder van de alchemie. Rimbaud sprak over ‘de alchemie van het woord’. Misschien heeft Mulisch ook wel de illusie gekoesterd dat hij met zijn eigen ‘alchemie van het woord’ de wereld kon transformeren… en misschien zelfs het hele universum.
Of dat zo is, valt te betwijfelen. Daarvoor was Mulisch toch iets te nuchter, ook al waren dergelijke ideeën bij hem in de jaren vijftig waarschijnlijk serieuzer dan daarna. Hoe dan ook, primair creëerde hij zijn eigen artistieke werkelijkheid. Hij was een schrijver en geen zwever. Toch gebruikte hij de esoterie niet alleen als stof voor zijn romans, maar ook om diepere inzichten te bieden in de aard van het kwaad en de menselijke conditie. Slaagde Mulisch daarin? Liep hij zo kort na de oorlog niet wat te hard van stapel?
Wie zowel hemelbestormer als duivelskunstenaar wil zijn, neemt wel eens wat veel hooi op zijn vork. Achteraf bezien vormen de vroege romans van Mulisch een reeks wonderbaarlijke allegorieën die eindeloos geïnterpreteerd kunnen worden. Ze gaan over het alles en het niets, over het kleine en het grote, over het embryo en het universum, over de autocreatie van de taal en en de kruisiging van het woord, over de paringsdaad van de kunstenaar en het vuur van de hel, over het aardse orgasme en de schaduw van de hemel… en omgekeerd uiteraard. Wie zichzelf ontdekt als een literair genie, ontdekt ook de mateloosheid.