(foto: Wim Bors)
‘Cadzand, Hotel Noordzee. Het licht boven de zee net als de schilderijen van Willem van Althuis. Grijs. Twee boten die elkaar passeren. Van Althuis boten. Zeeland naar Friesland verplaatst. Door zijn schilderijen heeft Willem van Althuis een bepaald soort licht geannexeerd, dat voor hij zijn schilderijen had gemaakt nog niet van hem was.’
Met deze woorden typeerde de schrijver K. Schippers jaren geleden een vreemde ervaring die hij had aan het strand van Cadzand in Zeeland. Het licht op die plek deed hem denken aan het licht in Friesland, zoals dat door de Willem van Althuis in een soort abstracte luchtlandschappen is geschilderd. Een kunstenaar kan iets heel typerends van een streek of regio herkenbaar maken. Het vreemde is echter, dat wanneer dit kenmerk eenmaal tot kunst verheven is, je het elders ook gaat zien.
Jaren geleden is mij ook zoiets overkomen. Ergens in noord Italië zag ik een lucht met stapelwolken zoals die in de zeventiende eeuw door Jacob Ruysdael zo vaak geschilderd is. Een typisch Hollandse lucht die verdwaald leek in Italië. Maar dat is natuurlijk onzin. Hollandse luchten kun je overal ter wereld zien. Alleen de schilder Ruysdael heeft ze in Holland tot Hollandse luchten bestempeld. Kunstenaars hebben blijkbaar de bijzondere gave het licht te vangen van een streek, zodat je dat licht ook elders kunt herkennen. Ze geven het dan een naam die past bij een plek op de kaart. Het noorderlicht of het licht van het zuiden.
Maar hoe zit het in werkelijkheid met dat bijzondere karakter van het Hollandse licht? Bestaat het nu echt of is het een mythe die in het verleden door kunstenaars is gecreëerd. Is het een essentiële eigenschap van onze omgeving of een historische constructie van de geest? Voor de Duitse schilder Max Liebermann was er geen twijfel mogelijk: ‘De nevels die hier uit het water opstijgen,’ zo schreef hij, ‘en alles met een doorzichtige sluier omhullen geven het land dat bijzonder schilderachtige… alles lijkt in licht en lucht te baden.’
De Franse schrijver Octave Mirbeau ging nog een stap verder en schreef dat het ‘echte Holland, het land van water en lucht’, het ‘parelgrijze land’ ongeveer 10 kilometer boven Breda begon, daar waar de grote rivieren samenkomen.’ Hij had dus zelfs een lijn op de kaart getrokken, zo ongeveer ter hoogte van Zeeland, het Cadzand dus, waar K. Schippers nog het Friese licht van Van Althuis meende te ontwaren. Hoe je het ook wendt of keert, er schijnt toch iets bijzonders te zijn met die Hollandse wolkenluchten, het licht van de lagen landen aan de kust. Het land waar wegen en kanalen de kortste afstand tussen twee punten zijn.
De mythe van het Hollandse licht, zo wordt wel beweerd, zou eigenlijk pas in de 19de eeuw zijn ontstaan. Vanaf ongeveer 1850 werd Nederland steeds intensiever bezocht door tal van buitenlandse schilders en schrijvers, die het typische Hollandse landschap met eigen ogen gingen bekijken. Als je hun beschrijvingen leest, lijkt het wel alsof het Hollandse landschap dat door de 17de-eeuwse schilder werd ontdekt en in de negentiende eeuw werd herontdekt.
Alsof het landschap en het licht de negentiende opnieuw geconstrueerd werden. Of beter gezegd, gereconstrueerd in de Romantiek, de tijd dat kunstenaars weer naar buiten gingen, op reis, naar het zuiden of naar het noorden, in ieder geval naar oorden waar het anders was dan thuis. En Holland was anders in die tijd, vooral in de ogen van de Fransen. Of ze nu schilderden of schreven, Monet, Verlaine, de gebroeders De Goncourt of Victor Hugo, het Noorden had bijna iets exotisch in hun ogen .
In het landschap is licht vaak het laatste wat je ontdekt. De ervaring van het licht heeft kennelijk alles te maken met een specifieke wijze van zien. En of we dat ons bewust zijn of niet, kijken hebben we van kunstenaars geleerd. Zij leerden ons de codes en de conventies waarmee we de werkelijkheid waarnemen. Ze gaven ons inzage in de wetten van kleur, licht en perspectief.
Bijna vierhonderd jaar geleden zwierf Rembrandt rond ’t Bildt op zoek naar zijn Saskia. Het bijzondere licht van deze omgeving kan hem toen niet zijn ontgaan. Als er zoiets als ‘Hollands licht’ bestaat, dan moet dat ooit in ’t Bildt zijn ontdekt. Het landschap van ‘t Bildt bestaat uit hoge luchten boven eindeloze vlaktes. Kaarsrechte wegen en vaarten staan haaks op elkaar en leiden de blik naar de horizon. De kleine huisjes aan de dijken vallen in het niet in deze gigantische ruimte.
De grens tussen dijk en Wad is haast overal voelbaar. De oude Middelsee, die hier ooit het land in liep, lijkt nog altijd zijn stempel te drukken op het klimaat. Dit is het landschap van het licht. Vooral in voor- en najaar- creëert het veranderlijke wolkenspel telkens weer een unieke lichtval. Windturbines in de verte worden dan opeens in een spotlight gezet. Maar ook het licht van een winterse dag kan bezit van dit landschap nemen. Asgrijze luchten filteren dan de zon, zodat sneeuw en licht elkaar telkens weer vinden in een sprankelend spel van weerspiegelingen.
Wie ooit in ’t Bildt is geweest weet wat onherbergzaam is. De ruimte is overweldigend en er zijn geen coulissen of repoussoirs die het oog houvast kunnen bieden als de wind de adem steelt. Landschappen zijn hier slagvelden, platgeslagen door wind en water en vol verwondingen door menselijke ingrepen. Er is helemaal geen hotel in ’t Bildt. Mensen komen hier niet om te verpozen. Het is geen doorgangsland. Je moet er voor kiezen om hier te zijn De zee die geeft en neemt. Het door slikwerkers op het water bevochten land is vruchtbaarder dan waar ook.
Pootaardappels zijn een goudmijn voor de boeren. Op het water van het Wad wordt naar kokkels gevist, maar op de markt van Sint Anne is geen verse vis meer te krijgen. Schaalvergroting en ruilverkaveling hebben het aanzien van dit land voorgoed veranderd. Rechte sloten, rechte wegen, maar alleen het licht is hetzelfde gebleven. Maar ook de stenen, de patronen in de grond die droogvalt als het water wegtrekt. Wolken, land en water spelen nog altijd hetzelfde spel. De kust kent geen grenzen.
Het Bildt heeft vanouds een eigen taal, de taal van het noorden. Elk land heeft zijn eigen noorden. Noord en zuid komen voort uit een magneet die in elke uithoek van Europa zijn eigen as trekt in de aarde. De cultuur van elk land is geen onbestemd patroon. Nee, de polen noord en zuid trekken overal hun sporen, als in ijzervijlsel dat opeens de krachtlijnen van een magnetisch veld laat zien. Het is de taal van de grond, het licht, het landschap, het klimaat…. het is de taal van de taal zelf, die zijn sporen nalaat in de ziel.
Of omgekeerd, het is de ziel die zich overal oriënteert op de polen noord en zuid. In het noorden eindigt de bewoonbare wereld steeds weer in een kaal en weerbarstig slotakkoord. De kust van van ’t Hogelaand in Groningen en het lege land rond de Oude Bildtdijk leveren vergelijkbare beelden op, dezelfde desolate gevoelens die vreemd genoeg – voor wie het weet te waarderen – ook een intiem soort geborgenheid bieden.
Zie ook: HIER