Emile Coué (1857-1926)
‘Te midden van de grofste ik- en hebzucht, zien we hier en daar en overal de nieuwe koers baan breken, het nieuwe boven komen. Godsdienstige richtingen als Christian Science, New Thought enz.; Theosofie; methoden als die van Coué; philosofen als Bergson, met wien de intuïtie een tot nu toe ongekend belangrijke plaats gaat innemen; ja, zelfs de wetenschap bekeert zich tot, een graad van idealisme, met name de biologie. Waar vooraanstaande mannen op dit gebied verklaren kunnen, dat de natuur niet bloot mechanisch-evolutionistisch is te begrijpen; dat overal waar het leven ontstaat een niet-physische wet heerscht, dat de planmatigheid der ontwikkeling van de levende organismen als innerlijke doelmatigheid (dus als een onstoffelijke factor) in het protoplasma besloten ligt; of uitspraken kunnen doen als deze, dat men aan het eind van de biologie niet heeft gevonden het voortgaan van den biologischen maar van den geestelijken mensch, hebben we wel de duidelijkste teekenen van een omwending van de materialistische naar de spirituele levensverklaring.’
Aldus A. De Clercq van Weel in het boekje De Practijk der zelfgenezing en het onbewuste, korte verklaring der methode van Emile Coué. Het boekje heeft geen jaartal, maar het moet begin jaren twintig zijn verschenen. Ik trof het aan in de bibliotheek van Tresoar, nadat ik op zoek was gegaan naar wat meer informatie over de Fransman Emile Coué (1857-1926), die in de jaren twintig een grote bekendheid genoot, ook in Nederland. Zijn methode voor ‘zelfgenezing door zelfhypnose’, werd een ware rage. Eigenlijk zijn de ideeën van Coué heel actueel, want je vindt ze terug in allerlei hedendaagse tendensen zoals het ‘positief denken’, de methode van de ‘positieve affirmatie’ in de New Age beweging, het idee dat ziekte tussen de oren zit (de ‘orenmaffia’), maar ook in alternatieve geneeswijzen door al dan malafide goeroes of andere Jomanda’s. Genezen kan iedereen, als je maar positief denkt en die positieve gedachten op jezelf of de ander weet over te dragen, daar komt het kort en goed op neer. Een mens is meer dan een lichaam. Hij is primair een geestelijk wezen, terwijl het merendeel van dat geestelijk leven zich aan onze waarneming onttrekt. Dat is het onbewuste zoals Freud dat noemde. Coué noemde het ‘de verbeelding’ maar in feite kwam het op hetzelfde neer.
De ideeën van Coué over zelfgenezing waren sterk beïnvloed door Auguste Liébeault (1823 -1904), die aan de universiteit van Nancy zijn ideeën over hypnose doceerde. Coué was zelf apotheker en in die hoedanigheid ontdekte hij, dat patiënten, die hun pillen kwamen afhalen. veel sneller genazen, als hij er een positief verhaal bij vertelde. Suggestie was dus heel belangrijk bij het proces van de genezing. Toen hij zelf daarmee ging experimenten, ontdekte hij dat je patiënten niet op hun wil moest aanspreken, maar op hun onbewuste. Die manipulatie moest dan wel langs een omweg geschieden, want het onbewuste reageert alleen op zintuiglijke prikkels en niet op dwang of inspanning. De signalen naar het onbewuste kwamen door de oren naar binnen (‘ge moet den zin wel zacht. maar voor uzelf toch duidelijk hoorbaar zeggen’), door de lippen en door de tastzin. ‘Het drukken van iedere knoop door de vingertoppen, versterkt de suggestie langs den weg van het gevoel.’
Zo ontdekte Coué een nieuwe wet. In het algemeen, maar bij een genezingsproces in het bijzonder, werkt de bewuste wilsinspanning averechts. Hij noemde die wet ‘La loi d’effort converti’: elke keer, dat er een conflict ontstaat tussen onze verbeelding (het onbewuste dus) en onze wil, is het altijd de verbeelding die er toe doet. en zo doen wij dan niet wat we willen, maar precies het tegenovergestelde. En hoe meer wij ons doelbewust inspannen, hoe meer we het tegengestelde zullen doen van wat we werkelijk willen. Om een voorbeeld te noemen: de lijder aan slapeloosheid wil slapen, maar hoe meer hij wil, hoe onrustiger hij wordt, en hoe minder hij slaapt. Coué ontwikkelde ook een aantal heel simpele werkformules, die hij zijn patiënten voorhield. Als ze pijn hadden, dan moesten ze met de ogen dicht achterelkaar hardop zeggen: “Ca passe” (het gaat voorbij). In de meeste gevallen trok de pijn dan ook inderdaad weg.
Ook moest je volgens Coué elke dag voor het slapen gaan een regel hardop opzeggen: “Tous les jours, à tous points de vue, je vais de mieux en mieux” (iedere dag, in ieder opzicht, ga ik beter en beter). Ook kon je deze uitspraak overdag herhalen, terwijl je een touwtje met knopen langs je vingers liet glijden. Herhaling, dat was waarom het ging. Deze mantra van Coué is in de jaren zestig bekend geworden door het liedje van de Beatles ‘It’s getting better all the time’ uit het album Seargant Pepper’s Lonely Hearts Club Band, dat was opgedragen aan Emile Coué. Die woorden waren volgens Coué goed voor iedereen en werkten voor alles en altijd op dezelfde wijze. Je hoefde aan niets te denken bij het opzeggen van deze formule. Integendeel zelfs. Als je niet denkt, dan is het goed. Denk je toch aan iets, ook goed, als je jezelf maar niet dwingt om het een of ander te denken. Het onbewuste weet het altijd beter, beter zelfs dan jezelf waarvoor het onbewuste zorgen moet.
Dit is het dan wat er gebeuren moest: de opvoeding van ‘de verbeelding’ (het onbewuste) wat uiteindelijk toch een versterking van de wil zou gaan inhouden. Want als het onbewuste ons stuurt, dan kunnen wij door te leren ons onbewuste te besturen, onszelf besturen. In feite kwam de theorie er op neer, dat de theorie van Freud op zijn kop werd gezet. Het ging er niet om ‘het verdrongene’ in het onbewuste weer naar boven te halen, zoals Freud propageerde, maar omgekeerd, om de teugels van de wil aan het onbewuste over te dragen en zo het genezingsproces tot stand te laten brengen. De methode Coué had dus wel degelijk een verwantschap met de psychoanalyse van Freud, als was het maar dat beide voortkwamen uit de praktijk van de hypnose.
Alleen al om die reden is het wonderlijk dat Ilse Bullhof ‘de methode van Coué’ helemaal niet noemt in haar boek Freud en Nederland (1983), terwijl deze methode in de jaren twintig ook hier in Nederland toch zo populair is geweest. Sterker nog, bij het grote publiek was Coué in die tijd bekender dan Freud. Het heeft er alle schijn van, dat ‘de methode Coué’ na de oorlog in het verdomhoekje is geraakt. Het was toen opeens niet meer correct om zo over het onbewuste te denken. Simon Vestdijk noemt ‘la loi de’effort converti ‘nog in zijn boek De toekomst der religie (1947), maar het is tekenend, dat hij die wet dan abusievelijk aan de psycholoog Charles Baudouin (1893-1963) toeschrijft en niet aan Coué, die hem toch had bedacht. In het boekje van De Clercq van Weel uit de jaren twintig wordt de methode Coué kort en bondig samengevat, alsook het verschil tussen ‘de methode Coué’ en de psychoanalyse van Freud:
‘In het algemeen geldt, dat een gedachte niet op twee gebieden tegelijk werkzaam kan zijn. Is zij werkzaam in ons bewuste denken en wordt zij daar vastgehouden, dan kan zij niet tevens als emotie of aandoening in ons onderbewuste. Dus als de gedachte in ons bewuste denken zetelt, dringt zij niet door tot ons onbewuste, of is dit toch het geval, wegens haat intensiteit, dan kan zij desondanks in het onbewuste niet tot expansie, tot werking komen. Het omgekeerde is evenzeer waar: en het is merkwaardig dat én de methode der psychoanalyse van Freud én de methode van Coué om het onbewuste te bereiken, op dit psychische feit berusten. Want wat doet de School van Freud, zij brengt door de analyse een onderdrukte gedachte (voorstelling), d.i. een die ergens in het onderbewuste begraven ligt (verdringing), naar boven in het waakbewustzijn. Zij is nu bewust geworden, en daardoor uit het onbewuste getreden; dit is van deze voorstelling en hare werking bevrijd; de patiënt kan bewust er mee afhandelen en de genezing volgt; Freud werkt bij wijze van spreken van beneden naar boven. Coué van boven naar beneden.’