Vanaf de toren bezien

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is DALL%C2%B7E-2023-11-23-17.06.06-A-digital-art-piece-depicting-the-philosopher-Spinoza-dressed-in-17th-century-attire-with-a-long-coat-and-ruffled-collar-standing-on-the-highest-tow.png

‘Nadat de ervaring mij geleerd had dat alle dingen, die gewoonljk in het 
dagelijks leven geschieden, ijdel en onbetekenend zijn, en toen ik zag dat 
alle dingen die ik vreesde en die mij vrees aanjagen niets goeds of kwaads 
in zichzelf hadden, behalve in zoverre als de geest door hen werd aangedaan, besloot ik tenslotte te onderzoeken of er voor den mens een werkelijk goed 
bestaat, dat in staat was zijn goedheid mee te deelen en dat alleen de gehele 
ziel vervullen kon, met uitsluiting van alle andere dingen; ik besloot, zeide 
ik, te onderzoeken of ik het goed dat de ziel een eeuwige, hoogste vreugde 
geeft, ontdekken en bereiken mocht … Ik zag de vele voordelen die aanzien 
en rijkdom geven, en dat ik daarvan zou moeten afzien als ik mij ernstig 
voornam dit onderzoek te beginnen … Hoe meer men van die voordelen 
heeft, hoe groter de vreugde is die zij geven en hoe meer men daardoor 
aangemoedigd wordt hun aantal te vermeerderen; terwijl wanneer zij ons 
eens teleurstellen, dit in ons diepe smart verwekt. Roem heeft ook een 
grote schaduwzijde, dat wij namelijk, als wij haar najagen, ons moeten 
voegen naar de grillen van de massa, ontwijkend wat haar mishaagt en 
zoekend naar wat haar aanstaat. Maar liefde tot iets eeuwigs en oneindigs 
geeft alleen de geest een vreugde die vrij is van alle smart … Het hoogste 
goed is de kennis, het één-zijn van den geest met de gehele natuur … Hoe 
meer de geest weet, hoe beter begrijpt hij zijn krachten en de orde der natuur; maar hoe beter hij zijn eigen krachten kent, hoe beter zal hij in staat zijn 
zichzelf te leiden en zijn gedragslijnen te bepalen; en hoe beter hij de natuurorde begrijpt, des te gemakkelijker zal het hem vallen zich van ijdele dingen te ontdoen; dit is de gehele methode.’

Spinoza, Verhandeling over de verbetering van het verstand (1677)