De jonge jaren van Geert Wilders
Hoe zit het eigenlijk met de jeugd van Geert Wilders? Heeft hij soms een trauma opgelopen? Vanwaar die verongelijktheid en die extreme geldingsdrang? Wilders is een Einzelgänger, maar dat niet alleen, hij moet altijd in de contramine. Heeft hij dat niet genoeg kunnen doen in zijn puberteit? Wat had hij voor een vader? Heeft hij zich daar destijds wel voldoende tegen af kunnen zetten? Allemaal vragen, die niet onbelangrijk zijn, nu hij mogelijk op het punt staat om een martelaar te worden. Een rol waar hij wellicht diep in zijn hart naar verlangt. Van Pim Fortuyn moesten we destijds ook alles weten, vooral toen hij eenmaal dood was. Van Geert Wilders weten we eigenlijk heel weinig. Hij heeft niet eens een autobiografie klaar liggen. We moeten het bij elkaar sprokkelen met wat losse feitjes. Dat zal ik dan ook doen. Mijn bronnen zijn een KRO-documentaire, wat krantenartikelen en de boeken van Pim Fortuyn. Wat volgt is geen psychologie van de koude grond, maar een poging tot karakteranalyse.
Wilders had een redelijk gelukkige jeugd. Hij groeide op in een middenklassegezin in Venlo. Hij was een nakomeling in een gezin van die kinderen. Zijn vader had een baan bij de Océ-fariek. Hij werkte daar hard en was weinig thuis. De kleine Geert zat meestal boven alleen op zijn kamertje. Hij creëerde zo zijn eigen fantasiewerelden. Een wat eenkennig kind dus, maar verder ook niets bijzonders. Het was ook geen begaafde leerling. Hij hing naar de Mavo en daarna naar de Havo, maar op school keken de leraren hem wat argwanend aan. Wilders ging zo zijn eigen gang. Van scheikunde bijvoorbeeld moest hij niets hebben en dat liet hij ook blijken. Aanvankelijk wilde hij verpleger worden, maar dat is er nooit van gekomen. Hij zat vaak te ‘zieken’ in de klas. Jas aanhouden en naar buiten kijken, dat soort dingen. Hij werd een dwarsligger. Een punk. De Sex-pistols, dat was zijn favoriete muziek. Hij struinde in die tijd alle kroegen van Venlo af. Het eenkennige kind werd een angry young man.
Ook als student was hij niet briljant. Hij haalde wat actes in het verzekeringswezen en studeerde een tijdje rechten aan de Open Universiteit. Toen ging hij de politiek in. Eerst in Utrecht en daarna al snel in de Tweede Kamer. Wat je noemt een bliksemcarrière. Hij werd al gauw de vertrouweling van Bolkestein van wie hij veel heeft geleerd. Hij maakte verre reizen onder meer naar Iran en zijn beeld van de moslims en de islam is in die jaren gevormd. Hij had ook veel contacten met Israëliërs. Ruim veertig keer bezocht hij Israël. Er gaan zelfs geruchten dat hij jarenlang gevolgd werd door de AIVD, omdat men meende dat hij iets in het schild voerde met de Mossad. Maar dat is nooit bewezen. Wilders werd steeds radicaler naarmate het multiculturele drama zich in Nederland voltrok. Na de moord op Pim Fortuyn hield hij zich een tijdje gedeisd. Hij begreep kennelijk dat hij niet meteen in het gat kon springen dat Fortuyn had achtergelaten. Hij speelde het spel als een volleerd politicus. Waar Verdonk uiteindelijk faalde met haar machtsgreep binnen de VVD, begreep Wilders dat hij op tijd zijn eigen weg op moest gaan.
Wilders is een natuurtalent in de politiek. Evenals Fortuyn kent hij de wetten van de drama-democratie, al heeft hij duidelijk minder analytisch vermogen dan zijn grote voorbeeld. En toch, als je hem vergelijkt met Fortuyn dan springen een paar opvallende overeenkomsten in het oog. Wilders speelt op de man. Hij kan heel goed debatteren door de zaak op de spits te drijven. Hij weet problemen te benoemen en tot de kern te reduceren, maar het bieden van oplossingen is niet zijn ding. Hij zegt bovendien wat veel mensen denken, maar niet durven te zeggen. Dat laatste heeft hij overduidelijk van Fortuyn geleerd. Hij wijst ook de schuldigen aan. De ‘linkse kerk’ had het gedaan. Het slappe cultuurrelativisme werd de boosdoener in de jaren negentig. Daarna de ‘de puinhopen van Paars’, zoals Fortuyn dat noemde. Het is soms nu nog of je de stem van Fortuyn hoort in alles wat hij zegt. Wilders heeft ook – net als Fortuyn – een extreem links verleden. Zijn eerste stem ging naar de SP, in een tijd dat dit nog een stalinistische splintergroepering was. Wilders is dus net als Fortuyn een bekeerling als het gaat om het geloof in links of rechts. En bekeerlingen hebben doorgaans weinig gevoel voor nuance. Zij worden meestal roomser dan de paus.
Wilders is ook van huis uit katholiek, net als Fortuyn, maar hij loopt daar niet mee te koop. Hij speelt niet de kaart uit van het christendom tegen de islam. Wilders is ook geen homo zoals Fortuyn. Hij is keurig getrouwd met een Hongaarse vrouw, een allochtoon dus. Dat is wel pikant. Maar voor de rest straalt Wilders het beeld uit van de brave burger die zijn vader ook moet zijn geweest. Behalve dat operette-kapsel dan, dat tegenwoordig wat gefatsoeneerd is, nu hij Milders is geworden. Dat kapsel was een bedachte extravagantie in de geest van Pim. Meer van de geest van de jaren zestig heeft hij niet mee gekregen. Geert Wilders is geen babyboomer, maar eerder een exponent van ‘de generatie X’. Zijn wrok is niet gericht op zijn vader, maar op zijn voorgangers, op de generatie die het allemaal kreeg aangewaaid. De uitzichtloze opstandigheid van de punk heeft Wilders gevormd. Hij is geen idealist, maar een fatalist. No future, dat is het klimaat waarin hij geestelijk volwassen werd. Maar werd hij ooit volwassen?
Net als Fortuyn heeft hij moeite met de volwassenheid. Het ware kenmerk van de volwassenheid is dat je kunt leven met tegenstrijdigheden, niet alleen in de wereld om je heen, maar ook in je zelf. Dat laatste, daar heeft Wilders problemen mee. Fortuyn had dat ook, maar hij maakte de geniale volte door zijn persoonlijk gebrek tot een meerwaarde te verheffen. De maatschappijvisie van Fortuyn was in feite een uitvergroting van zijn eigen psychologische manco. Fortuyn wilde niet in de spiegel kijken. De psychoanalyse waaraan hij begon, brak hij voortijdig af. Het idee van ‘de verweesde samenleving’ die hij om zich heen zag ontstaan, kwam voort uit een gevoel dat hij vaag in zichzelf herkende. Hij had zijn vader gemist, maar de vadermoordenaars kregen de schuld. Hij miste het gezag, dat in de jaren zestig door zijn eigen generatie aan de kant werd gezet.
Ook Wilders miste als kind het gezag van zijn vader, maar hij wist ook dat het nooit meer goed zou komen. Hij heeft ook nooit echt in de spiegel willen kijken. Wilders is bang voor zijn eigen gemis. Dat moet een panisch gevoel zijn dat deep down al zijn doen en laten beheerst. Wilders speelt met vuur, zoals Fortuyn dat in zijn tijd ook deed. Zo komt een wonderlijke gelijkenis aan het licht tussen deze twee controversiële persoonlijkheden, hoe verschillend ze ook zijn. Wilders is – net als Fortuyn dat was – als de dood voor de islam, omdat hij een gemis ervaart in zichzelf.
Projectieve identificatie heet zoiets in de psychologie. Het geprojecteerde wordt intern niet geaccepteerd door degene die projecteert. Wat je mist in jezelf, zet zich om in angst voor de ander. De diepste bron van de angst ligt altijd in de eigen jeugd. De angst voor de islam is niet alleen het drama van de gemiste vader, maar ook een selffulfilling prophecy. De persoon, die zijn eigen gemis projecteert op een ander, doet dat op een zodanige wijze dat de ander zich inderdaad zo gaat gedragen dat het kwalijke vermoeden bevestigd wordt.