Een stand-in als Verlosser
In diepste wezen is schrijven een vorm van verzamelen. Een schrijver verzamelt zinnen. Iedereen heeft zijn hobby en een geliefkoosde hobby is verzamelen. Zo ken ik mensen die er plezier in vinden rouwadvertenties bijeen te garen, anderen die zweren bij Chinese keramiek uit de Ming-periode en ik ken zelfs iemand die zich toelegt op het verzamelen van boodschappenlijstjes die zijn achtergelaten in de lege karretjes bij Albert Heijn.
Mijn hobby is minder spectaculair. Ik verzamel zinnen. In de loop der jaren heeft deze verzameling een zodanige omvang gekregen, dat het geheugen in mijn computer weinig ruimte meer biedt. Hiermee is niet gezegd dat ik letterlijk alles verzamel. Ik laat mij leiden door mijn intuïtie. Een zin moet een zekere spanning bevatten en mij het gevoel geven dat er ergens van binnen een metertje uitslaat. Dit ingenieuze mechaniek is het enige wat deze chaos van zinnen met elkaar verbindt en als ik de mogelijkheid zou hebben om het binnenwerk hiervan te demonteren zou ik misschien enig zicht krijgen op wat ik zoek met mijn verzameldrang.
Maar ik zoek niets. Ik verzamel zinnen. En al die zinnen betekenen niets. Dat ‘niets’ zoek ik dus. Maar ‘niets’ is ook en woord waarmee je zinnen kunt maken. Wat beweegt een schrijver om te gaan schrijven? Misschien is hij op zoek naar een dubbelganger, een andere versie van zijn eigen verschijning in de realiteit. Fictie als verlossing, en je dubbelganger als je eigen Verlosser. Zoiets moet Mulisch wellicht ook hebben gedacht toen hij zijn ‘zilveren klokje’ voorzichtig openmaakte. Dat zilveren klokje is te zien op de site De oneindige Mulisch die het Literatuurmuseum in 2020 heeft geopend. Op die site kun je ronddwalen in het voormalige huis van Mulisch in Amsterdam.
Je ziet de boekenkasten, de kunst aan de muur, maar ook alle curiosa. Veel dingen kun je aanklikken en dan worden ze uitvergroot met toelichting. Het klokje van Mulisch kun je openmaken, zodat een kleine plastic Hitler naar buiten kon komen als een ‘duveltje uit een doosje’. De arm omhoog. De ziel onzichtbaar. Heil Hitler! Wie weet zag Mulisch in dit zilveren klokje wel zijn eigen dubbelganger verschijnen, een kwalijk spiegelbeeld van hemzelf, zijn eigen Anti-Verlosser. Deze plastic Hitler was zoiets als de stand-in van de mens op aarde. Anders gezegd: de plaatsvervanger van de Duivel. Het was een onbestaanbare gestalte, waarin alle zinnen verdwijnen in het niets. Dat wil zeggen: het ‘niets’, waar Mulisch met zijn verzamelen van zinnen naar op zoek was.
Mulisch had iets met de figuur van de stand-in, de verdubbeling, het onechte dat het echte tijdelijk vervangt. Een stand-in is iemand die tijdelijk de plaats inneemt van een acteur tijdens het instellen van de camera en de verlichting voor een filmproductie. Zo’n stand-in kan om technische redenen worden gebruikt, bijvoorbeeld voordat de werkelijke acteur op de set verschijnt. Soms zijn er scènes waarin die acteur op twee verschillende locaties moet verschijnen in dezelfde film, maar dit kan niet op dezelfde dag worden gefilmd. In actiescènes kan het gevaarlijk zijn voor de werkelijke acteur om zich op de set te bevinden.
Een stand-in kan ook worden ingezet om repetities uit te voeren voor een scène voordat de werkelijke acteur op de set arriveert. Stand-ins hebben dan ook meestal geen dialoog of acteertaken, hun rol is voornamelijk technisch van aard. Ze vervolgen haast slaapwandelend hun weg op het toneel. Zo bezien was Hitler voor Mulisch misschien wel de ultieme stand-in, de laatste plaatsvervanger voordat de werkelijke Duivel op de set zou verschijnen om zijn sinistere kunsten aan de mensheid te vertonen.
Mulisch dacht dat Hitler de belichaming was van het ‘nietsende niets’. Voor Heidegger is ‘het Niets’ (met een Duitse hoofdletter) geen louter afwezigheid of leegte, maar eerder een fundamenteel aspect van het menselijk bestaan en van het Zijn zelf. Het is niet iets dat eenvoudigweg kan worden genegeerd of als triviaal kan worden afgedaan. In plaats daarvan speelt het een cruciale rol bij het begrijpen van het bestaan en de menselijke ervaring. Volgens Heidegger heeft het Niets de mogelijkheid om zich te manifesteren in al onze ervaringen, vooral in momenten van verveling, radicale onzekerheid en vooral existentiële angst. Of in in de woorden van Heidegger zelf:
‘Wie over het Niets denkt , denkt over zichzelf: het Niets en het Zijn zijn identiek.’
Wat heeft dit met Hitler van doen? Hitler bestond in de werkelijkheid, maar dan wel als de fysieke manifestatie van iets wat er eigenlijk niet kan zijn. Zijn bestaan was iets ongehoords, en toch heeft dat ongehoorde bestaan. Hij was het ‘Nietsende Niets’ en toch kon hij er zijn als ‘Iets’ dat bestaat. Hitler was daarmee een dubbelganger van zichzelf, een fictie die realiteit is geworden en daarin vervolgens verdwijnt als iets onbestaanbaars. Zodra Hitler verschijnt, verdwijnt hij… en als hij verdwijnt, keert hij terug als de ultieme spookgestalte.
Laat dat nou precies zijn waar ik al enige tijd met mijn verzameling van zinnen mee bezig ben. Ik ben op zoek naar de meest adequate formulering voor een falende God, om zo het falende beginsel bloot te leggen in een mens die zichzelf een God gaat wanen. Zo’n mens was Hitler, maar – als een ultiem spiegelbeeld – ook Jezus van Nazareth. Met dat doel voor ogen verzamel ik zinnen, om zo het onzichtbare zichtbaar te maken, en om het zichtbare vervolgens in het niets te laten verdwijnen.
Ik denk dat iets van dit streven ook bij Mulisch te herkenen valt, al had dit onzichtbaar maken bij hem vooral betrekking op iets in zichzelf. Mulisch wilde zijn eigen psychotische Godswaan onzichtbaar maken door die waan in fictie te vertalen en daarmee te laten verdwijnen. In zijn artikel ‘Hier sta ik: de hoofdpersoon’ Auteur, verteller en personage in Harry Mulisch’ Archibald Strohalm (1952)’, schrijft Marc van Zoggel het volgende:
‘Mulisch heeft altijd aangegeven dat zijn ultieme doel was onzichtbaar te worden, in navolging van zijn jeugdheld Bram Vingerling. Onzichtbaar worden vereist echter eerst een staat van zichtbaar zijn. In de cruciale passage in Archibald Strohalm wordt de schrijver Mulisch echt zichtbaar in zijn tekst voordat hij verdwijnt, zoals hij in al zijn latere werk regelmatig zal optreden als personage en/of verteller. Het is de paradox die Mulisch beheerst: een verlangen onzichtbaar te worden wordt gepaard aan een drang zich te profileren in de buitenwereld.’
Die paradox van Mulisch is ook wat hij in het zilveren doosje van Hitler verbeeld zag. Evenals deze plastic Hitler wilde hij zelf als schrijver onzichtbaar kunnen worden in zijn eigen tekst, totdat hij daar als een duveltje uit een doosje weer uit te voorschijn kwam, om zo zelf in het verhaal in te kunnen te grijpen in de loop der gebeurtenissen. Mulisch verschijnt als auteur in zijn eigen tekst, met als opdracht Archibald Strohalm te laten sterven.
Met die missie kon Mulisch zijn eigen psychotische waan uiteindelijk afwentelen op de romanpersonage Archibald Strohalm die voorgoed verdween, waardoor de herrezen Mulisch in al zijn glorie verscheen. Zo laat Mulisch in deze roman zichzelf Verlosser verschijnen, door zijn fictieve stand-in te laten verdwijnen. Anders gezegd: Mulisch was het tegendeel van Hitler geworden. Mulisch creëerde de mogelijkheid van zijn eigen Verlosser, die als zichzelf verscheen in zijn fictie. Hitler was een onmogelijke Verlosser die verscheen in de realiteit.
Het is dus alsof Mulisch voortdurend twee lichamen heeft: het onzichtbare lichaam van de schrijver dat opduikt in zijn eigen de tekst, en zijn eigen fysieke lichaam, dat hij met al zijn – al dan niet gespeelde – ijdelheid ook in werkelijkheid aan zijn publiek wilde tonen. De creatie van de mythe van het schrijverschap, waar Mulich zijn leven lang mee bezig was, was het onontkoombare gevolg van zijn eigen Verlossing, die hij door een gefingeerde stand-in had laten voltrekken. Die auto-genezing schoot door in de ijdele mythe. Mulisch wilde letterlijk leven als een dubbelganger van zichzelf, een mogelijkheid die in de fictie kan verdwijnen, om daarmee in verhevigde mate in de werkelijkheid te verschijnen.
Body Double is ook de titel van een film van Brian de Palma uit 1984. Deze titel verwijst naar een term die gebruikt wordt in de filmwereld. Een body double is een stand-in die wordt ingezet om bij een naaktscène het niet zo filmgenieke lichaam van een acteur of actrice te vervangen door het fraaie lichaam van een andere acteur of actrice. In de werkelijkheid van films zie je zelden de werkelijkheid.
Naaktscènes worden vaak voor een tweede keer opgenomen, zodat je in feite een heel ander lichaam te zien krijgt. In de film wordt het lichaam dan letterlijk verdubbeld en daarna worden de beelden weer aan elkaar gemonteerd langs een vooraf bepaalde scheidingslijn, die op het witte doek onzichtbaar blijft als de naadloze scheidslijn op een rolletje plakband. De film Body Double gaat over de voortdurende verwarring van het zien en gezien worden. Voyeurisme en claustrofobie zijn op als thema’s op een ingenieuze wijze met elkaar vervlochten.
Het decor is de permisseve society van de jaren tachtig, waarbij de grenzen van seks en pornografie tot het uiterste werden opgerekt. Maar de seksuele bevrijding, die hier zijn laatste fase beleeft, wordt overschaduwd door een voortdurend gevoel van onwerkelijkheid op de rand van dreiging. Zoals zo vaak bij Brian de Palma zit de film ook vol verwijzingen naar klassiekers uit de filmgeschiedenis, bijvoorbeeld Rear Window van Hitchcock.
Op een gegeven moment gaat de verhaallijn over in een erotische videoclip, die ook echt als clip op de markt kwam: Relax van Frankie Goes to Hollywood. Het is een scene die bij nader inzien in de film zelf de opname voor een pornofilm blijkt te zijn. Het ‘zijn’ is hier ‘gezien worden’. En het ‘zien’ is hier ‘zijn’. ‘I like to watch,’ zegt de hoofdpersoon. In werkelijkheid – maar wat is hier nog ‘werkelijkheid’? – wil hij niet zien, maar gezien worden. Esse est percipi betekent voor hem hetzelfde als video ergo sum.
In die twee uitdrukkingen ligt ook de paradox van Mulisch besloten. Verschijnen en verdwijnen…en omgekeerd. Jezelf verdubbelen in een dubbelganger, en vervolgen verschijnen als je ware Zelf. Zo wordt de auteur zijn eigen Verlosser.