Tijdgenoten & Tegenpolen
Sinds de jaren negentig exposeerde Eja Siepman van den Berg in een reeks duo-presentaties met kunstenaars van diverse pluimage. Haar ruimtelijk werk leent zich uitstekend voor het zoeken naar contrasten met werken in het platte vlak. De tentoonstellingsmaker neemt dan op intuïtieve wijze de regie van de dialoog in handen. Maar er zijn mogelijk ook grenzen in de contrasten die een curator kan ensceneren.
Als dat zo mocht zijn, dan neemt de duotentoonstelling, die van begin februari tot en met april 2024 te zien is in Slot Zeist, de proef op de som. Frank Welkenhuysen zal beelden van de in Friesland werkzame Eja Siepman van den Berg confronteren met werk van de Brabantse kunstenaar Leon Adriaans. Een groter contrast is wellicht niet denkbaar. Zij vertegenwoordigen twee typen kunstenaars die diametraal tegenover elkaar staan.
Leon Adriaans, die in 2004 overleed, zou in 2024 tachtig jaar zijn geworden. Hij was een generatiegenoot van Eja Siepman, want hij werd een maand later dan haar geboren. Dat is ook de enige echte overeenkomst tussen beiden. Het oeuvre van Adriaans wordt gekenmerkt door een zeer directe manier van werken. Hij gebruikte alles wat hem voorhanden kwam en schilderde op alles wat los en vast zat.
Dat deed hij met bezems en kwasten, teer en grondverf, op lege veevoederzakken, maar ook op sigarendoosjes of stukjes triplex. Hij was een schilderende boer, maar ook een eigenzinnige kunstenaar die zich letterlijk terugtrok op eigen erf en zich niets aantrok van de modieuze waan van de dag. Zijn boerderij was zijn studio en het boerenland met paarden, kippen, geiten en duiven was zijn inspiratiebron. Niet zelden liet hij zich leiden door het licht dat zomaar door een stalraam naar binnenviel.
Als geen ander kende Adriaans de schoonheid van het ruwe en onvoltooide. Zijn werk ontstond haast vanzelf, zoals de natuur telkens weer nieuw leven voortbrengt. Hij was ook geen man van zorgvuldige voorstudies of doordachte composities. Zijn leven en werk wekten soms de indruk van een zorgvuldig geregisseerde mythe.
In vergelijking met het werk van Eja Siepman van den Berg is er sprake van extreme opposities, zoals het instinctieve tegenover het cerebrale, maar ook het streekeigene tegenover het universele. Hoe kunnen die twee uitersten samengaan? Misschien gaan ze ook helemaal niet samen.
Je zou wellicht hooguit kunnen spreken van verborgen affiniteiten, de krachten waarmee geliefden zich tot elkaar aangetrokken voelen, vaak buiten hun eigen medeweten om. Ook – en misschien juist – als ze een totaal verschillend karakter hebben, kunnen zij elkaar op een verborgen manier intrigeren.
‘Les extrêmes se touchent,’zeggen de Fransen. De uitersten raken elkaar. Maar dat zijn woorden die het onbenoembare benoemen zonder het te verklaren. Als er zich bij die ontmoeting van uitersten zich iets gaat voltrekken dat ‘een dialoog’ genoemd kan worden, dan zal die mogelijk alleen te ervaren zijn in onvermoede details.