Van kwaad tot erger

Voordat hij de oorlog liet uitbreken, de verklaarde de Führer overigens tegen zijn generaals dat er later niet aan de overwinnaar gevraagd zou worden of hij al dan niet de waarheid had verteld. Het leitmotiv van Goerings verdediging bij het Neurenberg-proces geep terug op dat idee. ‘De overwinnaar zal altijd de rechter zijn, en de overwonnene de beklaagde’.  Ongetwijfeld valt dat te betwisten. Maar dan begrijpen we Rosenberg niet, toen hij bij het Neurenberg-proces zei dat hij niet had voorzien dat die mythe tot moord zou leiden.  

Toen de Engelse aanklager opmerkte dat ‘van Mein Kampf de weg rechtstreeks naar de gaskamers van Maidanek voerde,’ raakte hij daarentegen het werkelijke onderwerp van het proces, dat van de historische verantwoordelijkheden van het westerse nihilisme, het enige onderwerp overigens dat in Neurenberg niet echt besproken is om redenen die voor zich spreken. Er kan geen proces worden gevoerd waarbij de algemene schuld van een beschaving wordt afgekondigd. Er is alleen geoordeeld over de daden die in elk geval in het gezicht van de hele aarde schreeuwden. 

Dat schreef Albert Camus in zijn boek De mens in opstand (1951). The winner taks it all… maar waar het werkelijk om draait, blijft onbesproken als de overwonnene voor de rechter wordt gedaagd. Het zou absurd zij geweest als de nazi’s, die in Neurenberg terechtstonden, zich beroepen hadden op de ideeën van Nietzsche die God dood had aangetroffen, en beweerd had dat het leven een zaak was van het instinct tot groei, tot bestendigheid, tot het opeenhopen van kracht, en tot de vermeerdering van macht.

Hoe het zou overigens zijn gegaan als een gevangengenomen Hitler in Neurenberg had moeten verschijnen voor een commissie van internationaal befaamde psychiaters, die een onderzoek zou doen naar zijn geestelijke gezondheid? Was Hitler door de waan waarin hij gevangen zat ontoerekeningsvatbaar te noemen? Of omgekeerd, zou een psychiater hem uiteindelijk volledig toerekeningsvatbaar hebben verklaard door een positieve uitspraak te doen over zijn geestelijke gezondheid? Waarschijnlijker is dat psychiaters uiteindelijk niets met hem hadden kunnen aanvangen. Hitler zou blijven wat hij altijd al geweest: een uitermate gesloten, hoewel praatzuchtige man, die alleen maar af en toe, en dan, om zo te zeggen per ongeluk, een normale persoonlijkheid was. 

Bovendien is  het zo dat Hitler al eens eerder ervaring had opgedaan met een rechtbank. In 1924 was hij tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar dat proces had hij uiterst bekwaam uitgebuit als een podium voor zijn denkbeelden, die hij in de rechtszaal in alle toonaarden voor het voetlicht bracht. Wellicht dat hij de rollen nu had omgedraaid en zelf de rechter had aangeklaagd, zoals ook wel gebeurde bij de rechtsza- ken bij het Joegoslavië-tribunaal. Misschien zou hij – zoals Slobodan Praljak deed – uit protest voor de ogen van zijn rechters gif hebben ingenomen.

Hoe dan ook, ik vrees dat het optreden van Hitler voor zijn rechters in Neurenberg een vertoning zou zijn geworden. Of hij was volledig dichtgeklapt of hij had voortdurend zitten razen en tieren. Zijn waanwereld was dan pas echt een toneelstuk geworden waarin hij andermaal de hoofdrol opeiste. Zijn waan had dan haar ultieme podium gevonden. Maar had hij het ooit anders gedaan? 

Een ding is zeker, acteren kon hij als geen ander. De tegenstelling tussen ‘Hitler de acteur’ tegenover ‘Hitler de gelovige’ roept een ongemakkelijke vraag op. Bestaat er eigenlijk wel zoiets als het ec te kwaad? Of is het kwaad altijd een vorm acteren, anders gezegd, een vorm van misleiden of misleid worden? Zijn we na de dood van God met het probleem van het kwaad uiteindelijk op het toneel beland? Als dat zo is, dan is dit geen vooruitgang te noemen. Integendeel, op het toneel kunnen de grenzen tussen waarheid en fictie volledig verdwijnen. 

Wie is dan nog verantwoordelijk voor wat? Als Hitler er werkelijk volledig van overtuigd was dat het verdelgen van de Joden een goede zaak was, zoals het verdelgen van bacillen een heilzame werking heeft op het menselijk lichaam, dan is het kwaad dat hij beging in wezen relatief geworden. Nep wordt echt en omgekeerd en niemand die daar nog acht op slaat. Complotdenkers zijn dan onzichtbaar geworden omdat ze volledig zijn opgegaan in het complot van de wereld. Als iedereen in intensieve mate onderworpen is aan hetzelfde, verwerpelijke waansysteem, dan is het onmogelijk geworden om nog buiten dat systeem om te kunnen denken. Iedereen wordt dan gegijzeld door de leugen op dit schouwtoneel van de waan. 

Is elke waan niet een lucide vorm van acteren die voortkomt uit een patstelling? Ook Hitler moet zo’n patstelling in zijn leven hebben gekend, wellicht voorafgaande aan het moment waarop hij zijn uitzonderlijke acteertalent ontdekte, een openbaring die hij moet hebben ervaren toen hij zich in 1919 van zijn retorische gaven bewust werd. Zo bezien acteerde Hitler een waan waarin hij zelf volledig ging geloven. Maar ook de psychotische waan zou in wezen een toneelspel kunnen zijn, een rol die de acteur op het lijf geschreven is en waarin hij zijn eigen waan als werkelijkheid is gaan ervaren.

De acteur vergeet dan dat hij acteert en gaat het toneel als werkelijkheid zien. Maar wat is dan nog het kwaad, als degene die het kwaad begaat voor zichzelf een toneelspel speelt met de waan als een werkelijkheid die hij zelf niet meer als een vorm van acteren ervaart? Wie denkt dat hij Jezus is, kan evengoed de duivel zijn. De meest lucide waan kan onmachtig zijn om het kwaad te kunnen ontmaskeren, als die waan wordt gespeeld alsof het echt is. 

Door de jaren heen is er veel gedebatteerd over de vraag hoe oprecht Hitler nu eigenlijk was als het ging om zijn eigen intenties. Hitler kon goed imiteren. Voor intimi kon hij zijn tegenstanders sprekend tot leven brengen. Was hij een acteur, die een spel speelde, of geloofde hij werkelijk in wat hij politiek nastreefde? Was hij berekenend en ging hij in alles puur rationeel te werk? Of was hij eerder een bezielde of demonische figuur, een gelovige die zijn eigen religie had gecreëerd, waarin deze fictie tot waarheid was geworden? Anders gezegd: wist hij zelf hoe slecht het was wat hij deed?

Of was hij zich van dat kwaad totaal niet bewust, omdat hij meende dat hij het goede nastreefde? En als hij echt meende dat hij het goede nastreefde, was Hitler dan niet zoiets als de radicale tegenpool van al het goede dan denkbaar is, zoiets Antichrist, antipode van een Messias?  De Joden waren zijn Jezus geworden en daarmee werd hij zelf de Antichrist. Een Bijbels drama werd opgevoerd in de realiteit, en dat bij klaarlichte dag. 

In 1934 bezocht Hitler de Passiespelen in Oberammergau, waarschijnlijk om bij het christelijke deel van de natie in het gevlij te komen. Dit gedramatiseerde verlossingsverhaal had hem kunnen leren dat niet alleen het verhaal van Jezus verkeerd afloopt, maar elke reddingsoperatie om de wereld te verlossen doorgaans eindigt in een fiasco. Zag Hitler de rol van de Antichrist soms als de glansrol van zijn eigen waan? Maar wat was dan spel en wat was echt? In feite wilde Hitler de gewetensfunctie van de mens uitschakelen. Dat was ook een belangrijke reden geweest voor het ontstaan van zijn Jodenhaat.

Het waren immers de Joden geweest die niet alleen een volstrekt transcendente God, maar ook het geweten ooit hadden ontdekt, toen Mozes aan Gods uitverkoren volk de tafels van de Tien Geboden schonk. Ook Jezus van Nazareth was een Jood, weliswaar een Jood die tot nieuwe inzichten was geko- men, maar een Jood verloochent zichzelf nooit, althans volgens de denkwereld van Hitler. Er waren aanhangers van de Arische rassentheorie die beweerd hadden dat Jezus een Ariër was geweest. Maar Hitler vond dat onzin. Hermann Rauschning liet hier in zijn Gespräche met Hitler (1940) ook geen twijfel over bestaan, toen hij Hitler zelf als volgt citeerde: 

‘Het zou dwaasheid zijn van onze kant om van Jezus een Ariër te maken. Wat Chamberlain heeft geschreven is belachelijk; en dan ben ik nog beleefd. Wat we gaan doen? Ik zal het u zeggen: we gaan zorgen dat de kerken alleen maar doen wat ze nu ook al doen en dat is: ieder dag een stukje terrein verliezen. Denkt u werkelijk dat de massa weer christelijk wordt? Onzin! Nooit meer. Dat sprookje is uit. Niemand zal er meer naar luisteren en wij zullen daarvoor zorgen. De pastoors zullen hun eigen graf moeten graven. Ze zullen hun eigen God aan ons verraden. Ze zullen als goed vinden als ze hun baantjes en armzalige salarissen maar mogen behouden’

In datzelfde gesprek zette Hitler tevens uiteen welk programma hij zou volgen om dit doel te bereiken. Hij zou hetzelfde doen wat de Rooms-Katholieke Kerk gedaan had toen ze haar geloof aan de heidenen opdrong: behouden wat in haar kraam te pas kwam en de rest radicaal veranderen. Elke religie is eclectisch, dat gold voor het christendom maar evenzeer voor de paganistische religie van ras en bloed, die de nazi’s wilden stichten in de duisternis voorbij goed en kwaad.

Maar wie zich al te ver verwijdert van het theologisch firmament van Augustinus – omdat het licht hem daar te helder is – komt uit bij de Romantiek en weldra bij de Zwarte Romantiek van lust, dood en duivel. Omgekeerd, wie – zoals Hannah Arendt – het gnostisch-manicheïsme als de meest gevaarlijke, aantrekkelijke en wijdverbreide ketterij van de toekomst gaat zien, zal vroeg of laat – en misschien wel tegen beter weten in – weer zijn toevlucht moeten nemen tot de theologische oplossing die Augustinus had bedacht. 

Of is er dan toch zoiets als een derde weg, het idee dat een mens het zelf op kan knappen, zonder de waan van het godsgeloof of de mythe van het manicheïsme? Als God dood wordt verklaard, keert de mythe van het manicheïsme sluipenderwijs weer terug. Maar wat dan? Hadden de Joden dan toch gelijk? Is God niet de liefde of het goede, maar slechts de stichter van de wet, de mythische verankering van de moraal in slechts tien geboden, die elke malloot uit zijn hoofd kan leren en vervolgens na kan leven. Simpeler kan het immers niet. Waarom is het christendom dan zo moeilijk gaan doen? Werd het zaad van Hitler niet al door Jezus van Nazareth gezaaid? Dat is de vraag die blijft rondtollen als je gaat nadenken over het fenomeen Adolf Hitler.

Zo ontstaat een cascade van vragen die terugvoert tot een en dezelfde, wrange constatering. Het christendom berust op de mythe dat God de mens als zodanig liefheeft en dat hij zelfs zijn eigen zoon aan het kruis heeft laten sterven. Maar bij elke mythevorming is er iets raars aan de hand. Alles wat ooit tijdelijk was, wordt in de mythe opgewaardeerd tot een tijdloze essentie. Wat tot de tijd behoort stijgt in de mythe op naar de tijdloze ruimte. 

Bij het ontstaan van een waan voltrekt zich een vergelijkbaar proces. Ook dan ontstaat een soort semiotiek van de tweede graad, een bovenverdieping van de taal, waarin alles vanzelf waarheid en werkelijkheid word. Maar in tegenstelling tot de mythe gaan in de waan ruimte en tijd volledig door elkaar lopen, wellicht door een kortsluiting tussen de beide hemisferen van het brein. De omlijsting gaat dan de inhoud overnemen. Het medium wordt de boodschap. Een fictieve hogere instantie neemt dan de vrijheid van de wil volledig in bezit. 

Zo was het totalitaire systeem van de nazi’s verwant aan de godsdienstwaan. Beide bevinden zich aan de rand van de glijdende schaal tussen mythe en waan. Juist daar bevindt zich een terra incognita, een nog onbekend podium voor de verbeelding, waar teken en betekenis in een hoger register van het betekenen zijn beland, in de wetenschap, zoals Hitler met de macabere luciditeit van en door een waan bevangen – teur vaststelde: …’dat er nooit een eindtoestand mogelijk is, dat duurzaamheid niet bestaat, maar alleen eeuwige verandering. Alleen wat dood is, is onveranderlijk. Het verleden is eeuwig. Maar de toekomst is de onuitputtelijke stroom van een oneindige reeks van nieuwe scheppingsdaden.’

Als God dood is, kan een nieuwe God zich openbaren in de duisternis van de afgrond, in de schaduwzijde van de menselijke geest, in het onbewuste, de droom, het orakel en niet in de laatste plaats: in de waan. Met het verval van de hemel begon de droom van de rede, een droom die niet alleen de huiveringwekkende en fascinerende gestalte van een nieuw soort schoonheid voortbracht, maar ook de monsters van verbijstering en doodsangst. Dat is een vaak verteld verhaal. Maar is dit verhaal niet te simpel, te zwart-wit. Te veel goed en te veel kwaad? Is het niet te dualistisch, te manicheïsch? Zo’n metafysische, bovenaardse redenering verklaart ineens alles, maar tegelijk ook niets, of het zouden de veronderstellingen moeten zijn die er jezelf vooraf hebt ingestopt en met deze verklaring tot zekerheden verklaart. 

Het zwart-wit denken over de oorlog was tot ver na de oorlog heel gebruikelijk in Nederland. In zijn boek Grijs verleden (2001) noemde Chris van der Heijden dit zwart-wit denken een vorm van seculiere religie. Was Hitler dan soms het ultieme kwaad dat we gaandeweg niet meer willen zien, omdat we historiseren, relativeren, vermenselijken en uiteindelijk verdonkeremanen.

Wie zich overlevert aan het manicheïsch ‘zwart-wit denken’ houdt tenminste nog iets van God en zijn transcendente bovenwereld in stand, ook al vervalt hij daarmee tot een van de oudste ketterijen van het christendom. Zonder die hogere instantie moet de mens het zelf opknappen. Hij moet dan geloven in zijn intuïtie, in het morele besef dat hem door de natuur en de beschaving is meegegeven, zonder in de verleiding te komen om in die erfenis een nieuwe God te herkennen. Kortom, hij moet balanceren tussen mythe en waan. 

Evenals de waan kruipt de mythe van goed en kwaad telkens waar hij niet gaan kan. Zwart wordt weer zwart en wit weer wit. Ewoud Kieft verwoordt deze mythe in zijn boek Oorlogsmythen (2012) als volgt: ‘Wat bedoeld was als correctie op gangbare oorlogsmythen werd zelf een oorlogsmythe, het beeld van de oorlog dat nu gangbaar is door boeken als Grijs verleden, maar ook door films als Zwartboek en Soldaat van Oranje.’

Om God in leven te kunnen houden, zouden we Hitler tot onmens moeten verklaren. Hitler was het zwartste zwart dat denkbaar is, al was het maar om onszelf als wit te kunnen blijven zien. Het is de logica van de tegenpolen die telkens weer opduikt als de verleidelijke mythe van het manicheïsme. Maar kan het ook zijn, dat de mythe van het manicheïsme zo hardnekkig is omdat de waan als de ware oorzaak van het kwaad hiermee uit zicht blijft?

Anders gezegd, hoe zit het met het zwart-wit en de waan? Kun je werkelijk verantwoordelijk zijn voor het kwaad dat je aanricht, als je volledig in een waantoestand verkeert? Hoe verval je van kwaad tot erger, als in het goddeloze wereldbeeld dat je aanhangt geen enkel signaal wordt afgegeven dat je afglijdt naar het ultieme kwaad? Heb je de waan van hemel boven en een hel beneden eigenlijk wel nodig om het goede te blijven doen. Eerlijk gezegd denk ik van niet. Zelfs in de godvrezende waan van de religie blijft een mens geneigd tot het kwaad.

Maar of het zonder religie ook beter gaat, is nog maar de vraag. Of je dan van kwaad tot erger komt, is ook maar de vraag. Ik zou het bij God niet weten, al heb ik wel zo mijn twijfels. Met alle verbeeldingskracht die een mens tot zijn beschikking heeft, is het nog altijd niet gelukt om het kwaad voorgoed uit de wereld te verbannen. Misschien zit het kwaad wel tot in de hemel zelf. Hoe dan ook, het kwaad zit zeker in een gerealiseerde hemel op aarde. Om tot dat inzicht te komen is weinig verbeeldingskracht nodig.