Maar ja, dat mag je ook weer niet zeggen natuurlijk. Kom dacht ik, ik ga maar weer eens ouwehoeren. Over overbodigheid gesproken, ik zal u wat vertellen. We staan op de drempel van een nieuwe tijd, waarin de werkelijkheid zich virtueel zal verveelvoudigen in talloze beelden en beeltenissen van zichzelf. Alles wordt overbodig. Wij staan aan de vooravond van het tijdperk van het overbodige. Een mens is geen verzameling van unieke atomen meer, maar een verzameling van gestolde informatiestromen die vastliggen in onze chromosomen.
Alles wat we ooit ‘ziel’, ‘zelf’, ‘geest’ of zelfs ‘ík’ hebben genoemd is vanuit deze optiek bezien niet meer dan een illusie. We worden een zielloos lichaam. Sterker nog, we zijn het al, alleen willen we het nog steeds niet weten. We zijn zombies is de elektronische zee die ons omspoelt. We zijn extatische organismen, waarbij de zekeringen voortdurend doorslaan. We zijn een stroom – niet meer en niet minder – die zich telkens weer reproduceert. Welnu als de reikwijdte van deze wijze woorden nog niet tot u was doorgedrongen, laat ik u dan voor eens en altijd uit de droom helpen. Wij zijn overbodig.
In zijn chromosomen ligt een gigantische reeks van informatie opgeslagen, waarin de ontwikkelingsgang van onze soort voor de komende generaties en geslachten ligt vastgelegd. Wij zijn slechts een raadselachtig en op zichzelf overbodig doorgeefluik van genetische gegevens. Onze ‘zelfzuchtige genen’ gebruiken ons vlees en bloed als een tijdelijke omballing voor een eindeloos spel dat louter en alleen is gericht op het voortbestaan van de soort en de overleving van de sterkste.
Een mens is dus niet meer en niet minder dan een minieme schakel in dienst van de evolutie. Zodra wij onze informatie via de voortplanting hebben doorgegeven, worden wij op de schroothoop van de geschiedenis geworpen. Het zijn onze genen die koppelen en kopiëren en als pakket informatie blijven voortbestaan. Wij zijn slechts een patroon dat zich voortplant in een eeuwig gespleten heden. Tegen beter weten in blijven wij dromen van een hiernamaals dat niet bestaat, omringd als wij zijn door een eeuwige slaap van de voortwoekerende genetische stroom. Wij zijn tijdelijke conglomeraties van bits informatie, geprint in dezelfde stof waar dromen van gemaakt zijn.
zimzim urullala zimzim urullala zimzim zanzibar zimzalla zam elifantolim brussala bulomen brussala bulomen tromtata velo da bang band affalo purzamai affalo purzamai lengado tor gadjama bimbalo glandridi glassala zingtata pimpalo ögrögöööö viola laxato viola zimbrabim viola uli paluji malooo
Ziezo, dat was een scheutje dada. Zomaar even tussendoor. Moet ik meer doen, dacht ik gisteren. In het aangezicht van de dood wordt een mens lucide. Of balorig. Gewoon even wat overbodige nonsens dus. Dat ruimt op en maakt het hoofd weer helder. Nonsens is een probaat antivirus voor de doorgeschoten ratio. En omdat de ratio altijd weer de neiging heeft om door te schieten, is nonsens altijd weer broodnodig. Nonsens is een signaal van ultieme overbodigheid in een wereld die het overbodige niet serieus neemt. Sterker nog, nonsens is een wondermiddel in een verworden wereld die het overbodige wil vernietigen.
Nonsens laat het groteske van het overbodige zien, met als doel om het te behouden. Nonsens is in wezen een uiting van conservatisme. Nonsens wil geen vooruitgang, maar stoppen, stilhouden. HALT! Tot zover en niet verder. Dat is nonsens. Daarom is het zo raadselachtig dat nonsens tegenwoordig zo weinig meer voorkomt. Als iets nu nodig is, dan is het nonsens. Dat wil zeggen: een noodkreet voor het behoud van het overbodige.
Veel van onze hedendaagse efficiency-cultuur is nog op de oude leest geschoeid. Dat wil zeggen op reductie van informatie. Al het overbodige wordt weldra weggesaneerd. Overal wordt de tijd ingepakt, niet alleen door de om zich heen grijpende elektronische netwerken, maar ook door de economie die in toenemende mate alles met alles verbindt. Elk bedrijf of maatschappelijk subsysteem wordt gereduceerd tot zijn ogenschijnlijk meest functionele staat, dat wil zeggen, ontdaan van alle overbodige schakels die tot voor kort misschien wel de cruciale buffers vormden van het organisch geordend totaalsysteem.
Hoe nuttig is het niet om af en toe volkomen doelloos uit het raam te staren, een onderneming te starten die totaal geen zin heeft, om onzin uit te slaan of zomaar een blokje om te lopen. Vandaar dit dadaïstisch pleidooi voor het behoud van het overbodige. Dit is mijn pleitrede voor het verlummelen van tijd. Voor al het ogenschijnlijk nutteloze, waartoe ieder mens geneigd is en dat de wereld uiteindelijk in stand houdt. Als het overbodige verdwijnt, verwildert het volk. Het overbodige is nodig om een ster te laten dansen.
U bent gewaarschuwd. De rest van deze tekst is volkomen overbodig. Het is zonde van uw tijd als u nu nog verder leest. Die tijd kunt u beter aan iets nuttigs besteden. Overigens bestaat dit weblog voor het merendeel uit volkomen overbodige teksten. Vrijwel weblogs bestaan uit volkomen overbodige teksten. Zelfs de meeste boeken zijn volkomen overbodig. Ik denk dat je 98 procent heel makkelijk kunt missen, niet alleen van alle boeken die er zijn, maar ook van alle boeken die een mens in een mensenleven leest. Van die mensenlevens op zich is ook het merendeel volkomen overbodig.
Ook de tijd van één enkel mensenleven is voor het merendeel volkomen overbodig: de kindertijd, het slapen, het luieren en niets doen, het ziek zijn, het oud en dement zijn, noem maar op. Wat er overblijft zijn een paar gelukkige dagen. Misschien zijn het slechts een paar gelukkige momenten. De rest kan eigenlijk gestolen worden. Het is niet nodig. Het leven is een woekering van het overbodige. Sterker nog, het hele universum is een overlopende badkuip van overbodige tijd. Het heelal is één grote tijdverspilling.
En dan nog iets. Slechts 2 procent van het menselijk DNA bestaat uit genen. De overige 98 procent heeft geen functie, zo werd lange tijd gedacht. Biochemici spraken dan ook van ‘junk-DNA’ of wel de ‘donkere materie’ van het genoom. Recentelijk werd ontdekt dat dit ‘junk-DNA’ wel degelijk een functie heeft. Het beeld van het menselijk genoom is tegenwoordig drastisch aan het veranderen. De Australische geneticus John Mattick verwoordde dat onlangs nog als volgt:
‘Er rijst een beeld op van het menselijk genoom, waarbij het niet langer een lege woestijn is met hier en daar wat eiwit producerende eilandjes, maar een complex netwerk van verweven, actieve elementen die zich uitstrekken over een groot deel van het genoom, inclusief de regio’s tussen de genen die voorheen als inactief werden beschouwd.’
Vooral deze laatste zinnen hebben mij aan het denken gezet. Deze constatering lijkt exemplarisch te zijn voor een ingrijpende omwenteling die zich tegenwoordig haast ongemerkt op vele terreinen voltrekt. Het is de overgang van hiërarchie naar netwerk, van reductie naar complexiteit, van lineair naar non-lineair, van geïdealiseerde orde naar structurerende chaos met vreemde – in ieder geval nog onbekende – attractoren. Niets in de natuur is te isoleren of vast te pinnen op één moment, maar alles maakt deel uit van een kluwen van uiterst complexe processen die zich voltrekken in de tijd.
Dat soort processen, waarin alles met alles samenhangt en het geheel meer is dan de som der delen, is te beschrijven en mogelijk zelfs tot op zekere hoogte te verklaren, maar de uitkomst ervan blijft onvoorspelbaar. Wat is het dan, zo vraag ik me af, wat dit alles structuur geeft? Is het soms een blinde drang tot ordening die in het systeem zelf zit ingebakken?
De gedachte dat een nog onbekende structuurdrift in alle schaalniveaus van natuur en cultuur werkzaam kan zijn, vanaf moleculen en neuronen tot aan de economie en het gedrag van een menigte, de gedachte ook dat er mogelijk een nieuwe hoofdwet in de maak is die deze structuurdrift geheel inzichtelijk maakt, een principe dat complementair zou zijn aan de tweede hoofdwet van de thermodynamica, dat alles doet mij duizelen. Eén ding lijkt steeds duidelijker te worden: bij hogere organismen heeft efficiency niet de hoogste prioriteit.
Alleen virussen hebben zich ontdaan van alle junk-DNA. In feite bestaat er niet zoiets als ‘junk’, geen overschot, geen zwarte materie of donkere DNA. Zelfs het ogenschijnlijk meest onnuttige speelt op een of andere wijze een rol van enige betekenis, een functie die zelfs van cruciaal belang kan zijn voor de complexiteit van het geheel. Het ‘overbodige’ is dus niet overbodig. Hoe absurd wil je het hebben? Dat is de grootste ontdekking die denkbaar is. Het onderkennen van de gevolgen van deze basale ontdekking zal nog heel wat tijd vergen in een denksysteem dat louter en alleen op nut en efficiency is gericht.
Mijn stelling is dan ook: ALLES IS OVERBODIG, WANT NIETS IS OVERBODIG. We moeten doorgaan met BLABLA. Als de nonsens zijn hoogste toppen bereikt, is de redding nabij. BLABLA, dat is DADA, de eerste kreet van een kind. De glimlach van een kind. Alles is vergeefs. De wereld gaat aan ernst ten onder. Onzin is onze redding. We moeten leren ons verstand binnenstebuiten te keren. In de voering van de ratio zit het geheim van de wereld verstopt. In de tedere onverschilligheid van alles wat er niet toe doet. In alles wat voorbijgaat als een zucht. Want alles gaat voorbij als een windvlaag op een onnozele zondag in april. Alles is overbodig, en toch is het overbodige is broodnodig.