Ondanks jou
Tot hier ben je gekomen. Het wordt tijd dat ik je toespreek. De reis is volbracht. Hoe vaak heb je niet geprobeerd om de tekst te herschrijven die je ooit geschreven hebt, maar die verloren is gegaan. Op 16 januari 1966, krap vijf maanden voordat je vader zou overlijden, werd je opgenomen in de Sint Willibrordus-stichting in Heiloo, waar je tot begin april van dat jaar verbleef. Je was bezig een nieuwe taal te bedenken, een nieuwe religie wellicht. Je voelde je opstijgen in een andere werkelijkheid en langzaam één worden met alles. Eén met het universum, met alle sterren en planeten, de stroom die de atomen verbindt met het heelal, maar vooral één met de echte hemel die de sterren te boven gaat.
En terwijl je verbeelding zo opklom naar hogere sferen, voorbij het lichaam zelfs, belandde je in de ijle regionen van de waanzin. Op deze wijze schreef je dagen en nachten, uren achter elkaar, associërend, hallucinerend en profeterend in een steeds sneller voort ijlende vlucht. De woorden kwamen als vanzelf. Malgré moi, zoals Rimbaud had beweerd. Comme Jeanne d’Arc! was ook zijn credo geweest. Rimbaud was pas achttien jaar, evenals jij. Als Jeanne d’Arc!
Je hebt je boodschap aan de mensheid op schrift gesteld in een staat van genade, schrijvend op bevel van God. Je tekst moest ook zo snel mogelijk aan de paus worden overgedragen. Je weg naar Rome volgde het pad van Jeanne d’Arc, over Vaucouleurs, Reims, Parijs, Orleans en uiteindelijk via Rouen. Je Franse leraar was je gezant op weg naar het Vaticaan. Het kruis van Lotharingen, waarover hij gesproken had, was bij jou een eigen leven gaan leiden.
Dat kruis, zo zeg ik je nu, heb je getekend op de eerste bladzijde van je manuscript dat verloren is gegaan in het vuur van de vuilverbranding in Haarlem. Als een ware Hubertus, die tijdens de jacht tot inkeer kwam, zo tekende je dat kruis in het gewei van een hert. Tekenen was zién geworden en de taal werd een orakel. Je schreef niet, je werd geschreven. Je schreef tot God, maar God schreef ook in jou. ‘Groot zijt Gij Heer en ten zeerste lovenswaardig! Groot is uw macht en uw wijsheid heeft geen getal!’ Dat waren ook de woorden, waarmee Augustinus begonnen was aan zijn Belijdenissen.
Jouw boek zou daar een eigentijdse vertaling van worden, geen letterlijke omzetting van de oorspronkelijke tekst, maar een nieuwe belijdenis, een nieuwe catechismus ook, een tekst die je op de huid van de tijd zou schrijven, hallucinerend in het hier en nu. Al schrijvend zag je je hele leven voorbijtrekken met alle betekenislagen die daarin verborgen lagen. Je zat in de machinekamer van je eigen verbeelding en liet gebeuren wat gebeuren moest. Het absolute had bezit genomen van je geest en maakte aan elke twijfel een einde. Eindelijk was je bevrijd. Je had het syndroom van Jeanne d’Arc.
Maar of je nu daadwerkelijk stemmen hoorde of niet, of je nu direct gehoor gaf aan de stem van God of andere demonen, uiteindelijk belandde je in het gekkenhuis en niet op het slagveld. Dat laatste was voor jou niet weggelegd. Je hebt de stem van je roeping gehoord, maar je opdracht is niet volbracht. Je reis is volbracht.
Destijds zag je jezelf als de redder van je vaderland: het Heilige Roomse Rijk dat in Rome zelf bevochten moest worden. Hannibal en Jeanne d’Arc verschilden ook niet zo veel van elkaar, zo had je bij jezelf bedacht. Ergens had je gelezen dat het leven van Hannibal model stond voor de zoon, die op brute wijze wraak nam voor het leed van zijn vader, die zijn zoon ooit voor zijn huisaltaar had laten zweren dat hij zich op de Romeinen zou wreken. Wellicht was jouw plan om de Alpen over te trekken ook terug te voeren op een diep gevoelde behoefte aan wraak.
Jouw psychose was niet alleen een ontsnapping uit een onmogelijk dilemma, maar ook een wanhopige poging tot wraak op alles wat je vader was aangedaan, de vernietiging van zijn wereld, de ontheiliging van het katholicisme. Dat alles vloeide ineen in het geslachtloze ideaaltype van de Maagd van Orleans, die in opstand kwam door een harnas aan te doen en het zwaard te trekken. Gekleed als een man wist zij de gedemoraliseerde Franse troepen in de belegerde stad Orleans nieuw vertrouwen te geven, zodat de Engelsen in 1429 gedwongen werden het beleg op te geven.
In wezen hoorde jij geen stemmen, maar diep in jezelf was iets als vanzelf gaan schrijven. God zelf daalde neer in jouw taal. Zijn woord was vlees geworden en ging in jouw lichaam wonen. Jouw schrijven, dat urenlang ononderbroken doorging, was geen verwoording van een voorafgaande ervaring van het goddelijke, zoals een mysticus verslag doet van een toestand van sprakeloosheid, maar een onmiddellijke ervaring van iets goddelijks, dat gestalte kreeg in het schrijven zelf, een proces waarbij in jouw beleving God zich direct openbaarde. Jeanne d’Arc, vermalen tussen recht en onrecht, tussen de Kerk en haar vaderland. Jeanne d’Arc, arc en ciel, Vaucouleurs, klinkers in kleur, Albert Hall, Hannibal, Honi soit qui mal y pense, wat je zegt dat ben je zelf….
Zo is de taal wellicht met jou aan de haal gegaan in de vorm van een echolalie, als een dwangmatig herhalen van woorden, zinnen of gewoon van klanken. De notities volgden elkaar op in een kortademige staccatostijl, maar ook lyrisch en bloemrijk, nu eens stilstaand bij het beeld van een witte piano op de top van de Mont Blanc, en dan weer uitweidend over de lichamelijkheid van de taal, waarin het woord vlees kan worden en omgekeerd.
Het woord dat opeens kon samenvallen met het lichaam van Jeanne d’Arc, terwijl jouw eigen lichaam uit alle macht ontkend moest worden, hier en nu, op weg naar de hemel, in de bijna erotische nabijheid van deze strijdende Maagd, die op het punt stond zich opnieuw te openbaren aan alle heerscharen op aarde. DOOR HAAR TOT HEM! Je was klaar voor de strijd om het koninkrijk van God. ‘Heel mijn koninkrijk is van deze aarde’, schreef Camus, en jij nam die woorden letterlijk over. Als een omkering van de woorden van Christus, wiens Koninkrijk aanstaande was.
Dat Koninkrijk is niet gekomen, en zal wellicht ook nooit komen. Het wordt tijd om het boek te sluiten. Je hoeft geen stenen tafelen terug te brengen van Rome naar Jeruzalem. Je hoeft helemaal niets. Het is volbracht. Er is niets volbracht. En het zal nooit volbracht hoeven worden. Je hebt het gedaan door te schrijven.
Het ging vanzelf. Ondanks jou.