Het omkeren van de tijd

Voor Mulisch was het schrijven niet alleen van belang als een integratieproces op zichzelf, maar alles wat hij schreef zag hij ook als een organische toevoeging aan zijn gehele oeuvre, waarbij elk onderdeel, zoals hij zelf schreef: ‘…  met alle andere verbonden is door ontelbare draden, zenuwen, spieren, strengen en kanalen, waardoor onderling voeling gehouden wordt en geheimzinnige berichten heen en weer worden gezonden, stromingen seinen, code…’ 

Deze woorden, afkomstig uit zijn boek Voer voor psychologen (1961), roepen herinneringen op aan de tijdmachine van Frets (sterf), die tien jaar daarvoor opdook in zijn boek archibald strohalm. Dat is een wonderlijk staketsel bestaande uit ‘een wirwar van kabels, stangen, draden, platen, buizen, lampen, kolven, bollen en water en wat er maar op aarde te vinden is . Namelijk ook: hoeden, schoenen, stenen, boeken, boomtakken, sokophouders, een stoel, een paraplu’. 

Frets is ook een wonderlijke man die altijd achteruitloopt en zich gefocust heeft op de bouw van deze  machine die de tijd terug moet doen stromen… en daardoor de tijd zal overwinnen. De tijd zou weer in de goede richting in gaan lopen. In plaats van te sterven, keren mensen aan het eind van hun leven weer terug in de moederschoot. Het vooruitlopen van de tijd, gaat bij Mulisch vaak gepaard met een tijdsverloop in tegengestelde richting. In Paniek der onschuld (1979) schrijft hij: ‘Uit overwegingen van eenvoudige symmetrie zouden we eigenlijk in ons geboortehuis moeten sterven.’

De weg naar de dood is telkens weer een terugkeer naar de moederschoot. Dat is een gegeven dat andermaal herinneringen oproept aan het gedicht De idioot in het bad van Vasalis. Idioten hebben die kennis van zichzelf. Ze hebben de wijsheid van het lichaam niet verloren. Elke keer als ze in bad worden gestopt, keren ze terug naar de warme, moederlijke zee, en elke keer weer worden ze opnieuw geboren. Ze kruipen dan op de vaste wal, zoals ooit, in voorwereldse tijden, de vissen ons voor zijn gegaan, toen ze een zoogdier werden, een dier dat mens werd en uiteindelijk zelfs bewust ging denken. Idioten denken niet. Ze ondergaan gewoon wat hen overkomt. 

Het heimwee naar die gedachteloze toestand van het eerste vruchtwater moeten zowel Mulisch al de dichter Vasalis – die behalve dichter ook psychiater was – hebben herkend. Archibald Strohalm lijkt gaandeweg idioot te worden. De tijdmachine lijkt hem daarbij te helpen. Terug naar de oceaan in de buik van zijn moeder. 

On in de metafoor van Vasalis te blijven, de machine van Frets is het warme bad totdat het water wegstroomt in het gaatje. Dat is het volledig opgaan in het heden, zonder de splitsing van het woord dat losbreekt uit de tijd. Het bad is de gedroomde werkelijkheid die dichters en schrijvers doet herinneren aan hun eigen verlangen om tot een hereniging te komen met een volledig geleefd moment. De idioot, dat zijn wij allemaal, verbannen uit het paradijs van het eeuwige nu, en telkens weer aarzelend tussen heimwee naar een verloren moederschoot en het verlangen naar een beloofd vaderland. Wij zijn verbannen in de tijd. De oceaan is de tijdloosheid van weleer. God is de gedroomde navelstreng van al ons heimwee.

Leven is voortdurend water naar de zee dragen. Dat betekent: telkens weer iets doen wat totaal zinloos is, overbodig, absurd. Maar soms springt er een barst in de spiegel. Dan ontstaat er opeens een minieme opening die ruimte biedt voor verwondering over al die zinloze feiten die wegstromen in een stille oceaan van tijd. In die kier nestelt zich dan een quasi-religieus verlangen naar een onmogelijke vervulling. Noem het liefde. Of beter nog, benoem het niet… Liefde is zo’n groot woord. Tederheid, noem het tederheid. Als we iets mogen hopen, dan is het dit. Laten we hopen dat het heelal ooit is begonnen – en wellicht ooit zal eindigen – met tederheid.

De machinerie in Archibald Strohalm was verweven met de natuur en door allerlei media verbonden met de grond en de bomen. De hele stad, zelfs heel Nederland, ja het hele universum was op deze machine aangesloten. Opgaan in de natuur komt als thema vaker terug in deze roman. Archibald Strohalm wil ook opgaan in een oude boom. Zo voelt hij zich verdwijnen in een oude kastanjeboom, die hij Abram noemt. Uiteindelijk wordt hij overstroomd door visioenen. Uit de lucht komen eieren naar beneden die de vogels laten vallen. In zijn hoofd groeit ‘een wereldbeeld van ongekende chaldeeuwsheid’.

Zoals gezegd, het vroege werk van Mulisch kan gezien worden gezien als een reflectie van het optimisme en het geloof in technologische vooruitgang dat heerste in de eerste jaren na de oorlog. Hij gebruikte vaak thema’s en motieven die verband hielden met wetenschap, technologie en de mogelijkheden van de menselijke geest. De samenleving destijds was primair gericht op modernisering en technologische ontwikkeling. De wederopbouwperiode die zijn bekroning vond in de welvarende en roerige jaren zestig ging al met al gepaard met een ogenschijnlijk onbegrensd geloof in de mogelijkheden van de techniek.

Maar kort na 1970 vond er een cultuuromslag plaats. Het rapport The Limits to Growth van D.L. Meadows en J.W. Forrester voor de Club van Rome (1972) stelde het excessieve gebruik van natuurlijke hulpbronnen door de mensheid aan de kaak. De oliecrisis van november 1973 maakte vervolgens een eind aan elke utopische toekomstverwachting, voorover daar toen nog iets van over was. In feite begonnen de problemen al in de jaren zestig bij het generatieconflict tussen de de vooroorlogse generatie en de babyboomers, die niets meer wilden weten van de oorlog en zich niet langer thuis voelden in het benauwde keurslijf van de bestaande orde. In 1969 leek alles nog één keer de euforie te beleven. De oceaan van de tijd leek stil te staan. Daarna kwam de nostalgie. De tijd liep terug in plaats van vooruit.

In De ontdekking van de hemel (1992) komt een passage voor, die zich ergens in 1969 moet afspelen. Max en Onno gaan naar de bioscoop om de nieuwste film van Stanley Kubric te zien: 2001: A Space Odyssey. Een grote computer neemt de macht over op een ruimteschip. Die computer zou ‘HAL’ zijn genoemd vanwege de associatie met het woord ‘hell’. Zoiets kan alleen Mulisch bedenken. De hel en de tijd waren zijn twee grote thema’s, die hier elkaar heel even raakten op een wonderijk omslagpunt in de tijd. Het jaar 1969 zou immers zo’n keerpunt worden, maar dan in een andere richting. Daarna liep de stroom niet meer in tijden van vooruitgang terug naar de moederschoot, maar kwam er in tijden van recessie een golf van verlangen opzetten naar een voorgoed voorbije tijd. 

Deze breuk dient zich ook aan in het oeuvre van Harry Mulisch. Hij was geen babyboomer en had de oorlog slechts als puber beleefd. Maar het oceanisch verlangen verdwijnt bij hem als de utopie van de vooruitgang plaatsmaakt voor de nostalgie van the seventies. Het oceanisch verlangen was de naoorlogse pseudo-religie van Mulisch geweest. Het was de spiritualiteit van de alchemie, van Jung, Gurdjieff… and the dawning af the age of Aquarius. En niet te vergeten: machinemonsters die een kosmisch embryo doen herleven. Het was de tijd ook van het absurdisme, van de formele experimenten in kunst en literatuur.

Daarna kwam de euforie van the sixties met zijn rebellie en utopische toekomstdromen. Alles kwam samen, de hemel en de hel, maar ook de techniek en de oceaan. Ooit waren zij bij elkaar gebracht door William Blake met zijn ‘huwelijk van hemel en hel’. Met dat visoen was de vooruitgang begonnen, die in de twee eeuwen daarna zou doordenderen als een op hol geslagen trein. Het was de start geweest van de utopie, die moest eindigen met een hemel op aarde, met een paradijs voor de arbeiders, maar ook met een Endlösung in Auschwitz…. en uiteindelijk in een walhalla van drugs voor de hippies. 

Het verband tussen het geloof in de vooruitgang en de snelle vorderingen van de technologie, zoals dat in het vroege werk van Harry Mulisch naar voren kwam, vertoont op afstand bezien enige verwantschap met de huidige verwachtingen die worden gewekt door Kunstmatige Intelligentie. Deze explosie van technologische mogelijkheden wordt wel gezien als een utopisch perspectief, dat zicht biedt op tal van verbeteringen van ons leven op deze planeet. Maar zoals er rond 1970 een cultuuromslag plaatsvond en de  grenzen van de groei en de ecologische impact daarvan in zicht kwamen, zo zijn er nu ook sombere geluiden te horen over de mogelijke gevaren van Kunstmatige Intelligentie.

Als de tijd te snel gaat door toedoen van de techniek, ontstaat een verlangen naar een omkering van de tijd. Ook daarin ligt er een overeenkomst met de uitbraak van een psychose, die in zekere zin totale omkering van het tijdsbesef creëert. Mocht het menselijk brein enige gelijkenis vertonen met een machine, dan zal dat een tijdmachine zijn die zomaar op tilt kan slaan. Dat laatste gebeurt dan ook met de tijdmachine van Frets in het boek archibald strohalm. Bovenop die machine hing een foto van een spiraalnevel. Aan een wasbord was met vier gouden draadjes een uit een boek gescheurde pagina bevestigd. Het was een Duitse tekst zonder bronvermelding: 

Die Zeit is die formale Bedingung a priori aller Erscheinungen überhaupt.’

Deze tekst is van Immanuel Kant en  afkomstig uit Kritik der reinen Vernunft. Tijd en ruimte zijn volgens hem noodzakelijke voorwaarden voor het ervaren van de fenomenen in de werkelijkheid. Deze voorwaarden zijn categorisch en dus niet afhankelijk van externe objecten, maar veeleer van de manier waarop wij deze objecten intern ordenen. 

Welnu, dat categorisch vermogen tot interne ordening laat tijdens een psychose ook categorisch verstek gaan. Maar in de ogenschijnlijke chaos die zo ontstaat kun je ook een ander soort ordening zien. De knop is dan omgedraaid. De tijd loopt terug in plaats van vooruit… en dan weer vooruit in plaats van terug. De tijd loopt alle kanten op. Hij is met alle alle andere tijden verbonden door ontelbare draden, zenuwen, spieren, strengen en kanalen, waardoor onderling voeling gehouden wordt en geheimzinnige berichten heen en weer worden gezonden, stromingen seinen, code…’

Daarmee is de tijd zelf psychotisch geworden.