De psychose als het Punt Omega

Het Punt Omega is een term die bedacht is door de Franse filosoof en theoloog Pierre Teilhard de Chardin. Het verwijst naar een eindmoment in het evolutieproces. Teilhard de Chardin probeerde de evolutie-ideeën te verenigen met het christelijke gedachtegoed. In de evolutie is de schepping op weg naar een voltooing. De mens is al boven het dierlijke leven uitgestegen, maar heeft ook de potentie in zich om boven zichzelf en de kosmos uit te stijgen, op weg naar het Punt Omega. Dat is de organische en geestelijke integratie van de mensheid in haar geheel, uitmondend in de eenwording met het universum. 

Zo bezien is de mensheid onderweg naar een extatisch eindpunt waar er geen scheidslijnen meer zijn tussen de menselijke geest het kosmisch geheel van ruimte en tijd. Teilhard de Chardin zal het zich misschien nooit gerealiseerd hebben, maar zijn Punt Omega lijkt mij een fraaie omschrijving van de extatische toestand die de menselijke geest in een psychose kan ervaren. Ook Mulisch zag een toekomst voor zich waarin de mens en het universum kunnen gaan samensmelten. In Voer voor psychologen (1961) stelt hij hierover de volgende vraag: 

‘Op welke grond wil men ontkennen, dat wij mensen plus onze techniek het lichaam aan het worden zijn van één reusachtige biologische mutant? Een bolvormig wezen met de aarde als ‘skelet’, dat evenveel van de mens verschuilt als de mens van de amoebe.’

Deze onheilspellende woorden over één reusachtige biologische mutant weerspiegelen Mulisch’ ideeën over de relatie tussen de mensheid, de technologie en de mogelijke evolutie van de menselijke soort. Met een beetje fantasie kun je stellen dat de voortschrijdende symbiose tussen mens en machine ook een nieuwe relatie tot stand brengt tussen het model van de werkelijkheid, dat in het biologische brein verankerd ligt, en het complex van ruimte en tijd. Daarmee zou een derde modus van het bewustzijn kunnen ontstaan, naast de twee bestaande: normaal bewustzijn en psychotisch bewustzijn. Door de symbiose van bewustzijn en techniek ontstaat een soort psychose in het kwadraat.  

Dat mogelijke toekomstbeeld is realistischer geworden nu KI-systemen in staat zijn om complexe taken uit te voeren, te leren en beslissingen te nemen op een manier die vergelijkbaar is met, of zelfs superieur is aan menselijke capaciteiten. Daarmee komen ook de wonderlijke gedachten van Teilhard de Chardin over de toekomst van het verschijnsel mens in een nieuw licht te staan. Teilhard de Chardin veronderstelde het ontstaan van een allesomvattende noösfeer en het convergeren van de gehele evolutie in een toekomstig punt Omega. 

Die wonderbaarlijke theorie is inmiddels verworpen en zelfs geridiculiseerd, omdat de evolutie van de mens en de ontwikkeling van het heelal geen intrinsiek doel hebben. Het verschijnsel mens is het product van the survival of the fittest, en het heelal draait op goed geluk. Maar blijft dat ook zo, met de gedachte voor ogen gezien de huidige ontwikkelingen van de Kunstmatige Intelligentie, met een mogelijke psychose in het kwadraat waarnaar wij allen op weg zouden zijn?  

In een psychotisch bewustzijn komen vaak andere visies naar voren over de toekomst van de mens en het universum. Waar komen die visies vandaan? Uit een onderlaag van bewustzijn misschien? Uit de diepe regionen die Jung heeft aangeduid als ‘het collectief onbewuste’ Jung zag dat als een verscholen bron van kennis, waarin ook de religies hun verankering hebben. Maar Jung sprak ook ook ‘het libido van het irrationele’. Is dat misschien de ultieme drijfveer op weg naar een Apocalyps?

In zijn boek De furie van het systeem (1988) stelt Kuipers dat in 1955, na de dood van Thomas Mann, bij Mulisch een verandering kwam in zijn denken. Stond dit daarvoor nog grotendeels in het teken van Freud, daarna zou Jung een belangrijke inspiratiebron worden. Mulisch denken werd mythisch en zijn belangstelling voor de mythologie nam toe. De natuur als de vitale en levende kracht,  waarin dood en leven elkaar afwisselden, stond haaks op de onnatuur van het bewustzijn. 

Het ging erom om ‘ingeschakeld’ te zijn en af te dalen naar de collectieve verleden van de mensheid. De projecties van het onbewuste die daaruit voortkwamen, vormden een soort inversie van het bewustzijn: alles wat wat binnen was, werd buiten. Zo ook kon zich ook in de sciencefiction een omkering voltrekken, waardoor de fictieve extrapolatie van de techniek voor een massapubliek als een vervoermiddel van de geest kon worden om zo het heelal van het onbewuste te kunnen verkennen.

Zo is bij Mulisch de psychotische ervaring een oermal geworden voor de inversie van het bewustzijn, die op meerderen terreinen zijn weg vond. Zelfs in de de sciencefiction lagen volgens hem de sleutels verborgen, die zijn magische speculaties konden ontcijferen. De Apocalyps door toedoen van de techniek was misschien ook al eerder te herkennen geweest in de doembeelden van SF-schrijvers. Fysieke aanwezigheid in het hier en nu was in menig SF-scenario slechts een golfpatroon van elementaire deeltjes, dat ooit overgeplaatst kon worden naar ‘elders’ in het continuüm van tijd en ruimte. Maar wat is dat ‘elders’ dan nog? Het gevolg was mogelijk dat er dan helemaal geen tijd meer zou bestaan zoals ‘het verschijnsel mens’ tijd tot nog toe had ervaren.

Ik stel me voor dat je kunt dromen over een machine die je eigen droom produceert en die tegelijk in je droom aanwezig is. Zo ongeveer zou het menselijk bewustzijn in elkaar kunnen zitten. We zitten gevangen in een systeem dat we zelf genereren. Een dubbele lus verbindt ons met ruimte en tijd. In wezen zijn ruimte en tijd dus illusies die wij zelf in leven roepen. Zo creëert het bewustzijn zijn eigen wereld in beelden, en uit één van die beelden lijkt alles – ook het bewustzijn zelf – voort te komen. Je zou dit ‘de zelfgeneratie’ van de werkelijkheid kunnen noemen.

Als dat zo is, kun je dan stellen dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen het ‘normale bewustzijn’ en een psychose? Dit soort gedachten over het verband tussen bewustzijn en het complex van ruimte en tijd raken aan diepe filosofische en neurologische kwesties. De vergelijking tussen het ‘normale bewustzijn’ en een psychose binnen de context van zelfgegenereerde werkelijkheden roept vragen op. Waar hebben we eigenlijk over, als we spreken over een psychotisch bewustzijn?

In het ‘normale bewustzijn’ hebben verschillende mensen een gemeenschappelijk begrip van de realiteit, gebaseerd op gedeelde percepties en ervaringen. Dit bewustzijn lijkt stabiel en consistent, hoewel het gebaseerd is op een in wezen subjectieve ervaring van de wereld. Onze hersenen verwerken sensorische informatie en creëren een samenhangend beeld van de werkelijkheid, wat ons in staat stelt effectief te navigeren en te communiceren binnen onze omgeving.

Een psychose daarentegen wordt gekenmerkt door een ernstig verstoorde waarneming van de werkelijkheid. Mensen die een psychose ervaren, kunnen hallucinaties en wanen hebben, waardoor hun perceptie van de werkelijkheid drastisch afwijkt van de gedeelde ervaring van de meeste mensen. Dit kan leiden tot desoriëntatie en een problemen met het onderscheiden van wat ‘echt’ is en wat niet. 

En toch, zowel in het normale bewustzijn als in een psychose bestaat er een vorm van zelfgeneratie van de werkelijkheid. In normale omstandigheden is deze zelfgeneratie gestabiliseerd door consistente zintuiglijke input en sociale feedback. In een psychose kan deze stabiliserende invloed verstoord zijn, wat leidt tot een meer chaotische of afwijkende ervaring van de realiteit.

Als we ruimte en tijd beschouwen als constructies van het bewustzijn, dan zouden we de verschillen tussen het normale bewustzijn en de psychose kunnen zien als variaties in de wijze waarop deze constructies worden ervaren en georganiseerd. In normale omstandigheden hebben we een goed functionerend ‘model’ van de wereld, terwijl dit model in een psychose ernstig verstoord kan zijn. Het idee van een soort dubbele lus die ons met ruimte en tijd verbindt, suggereert dat onze ervaringen en percepties voortdurend feedback geven aan, en beïnvloed worden door ons interne model van de werkelijkheid. In een psychose kan deze feedback-lus op een zodanige wijze verstoord zijn dat het interne model niet langer overeenstemt met de externe realiteit.

Hoewel het normale  bewustzijn en een psychose beiden afhankelijk zijn van de hersenen, die een model van de werkelijkheid creëren, vormt de mate van consistentie en aanpassing aan de externe realiteit een cruciaal onderscheid. Het ‘normale’ bewustzijn is doorgaans afgestemd op de gedeelde werkelijkheid, terwijl een psychose een breuk creëert in deze afstemming, wat leidt tot een radicaal andere ervaring van de wereld.

Het wonderbaarlijke in deze redenering is dat zowel het normale bewustzijn als een psychose producten zijn van de hersenen die een werkelijkheid letterlijk ‘construeren’. Alleen de mate van afstemming op de gedeelde externe realiteit vormt eenverschil tussen de twee. Het normale bewustzijn houdt een stabiele en gedeelde constructie van de werkelijkheid in stand, terwijl een psychose gekenmerkt wordt door een afwijking in van deze constructie.

Tegenwoordig zijn er ontwikkelingen gaande die wijzen op een naderende fusie tussen het menselijk brein en computersoftware. In de nabije toekomst is misschien een volledig samengaan te verwachten tussen biologie en digitale intelligentie. Hoewel het bedrijf van Musk in de beginfase van onderzoek verkeert, heeft het veel aandacht gekregen vanwege de mogelijke impact op de behandeling van neurologische aandoeningen. Zal de Kunstmatige Intelligentie ook en ander licht gaan werpen op de psychose? Zullen machines straks in staat zijn ons iets te leren over de mystieke ervaring? Of over God misschien, naar welke kosmische entiteit dat wonderlijke drieletterwoord ook mag verwijzen? 

In 1966, toen Mulisch voor het eerst sprak over ‘de techniek als het lijk van God’, was deze ontwikkeling nog lang niet zover. Toch lijkt het er steeds meer op, dat deze gedachte van Mulisch profetisch was. De techniek zal niet alleen ‘het lijk van God’ worden, maar uiteindelijk zou de  mensheid ook volledig op kunnen gaan in de techniek, wat op zich ook weer een mystieke ervaring kan zijn.’Wij stromen wellustig leeg,’ zo stelde Mulisch , ‘zoals bij alle menselijk contact.’ De komst van de techniek werd op deze wijze haast een orgastische bevrijding – een disclosure. Overal zag Mulisch de eerste symptomen van deze Unio Technica, een pseudo-mystieke eenwording van mens en machine. 

Die ontwikkeling zou zich destijds al hebben aangekondigd in tendensen als ‘ont-zelving’, nivellering, gelijkschakeling en massificatie. De mensheid zou zwanger zijn van een nieuwe Adam. De techniek zou zichzelf transformeren in ‘lichaam-geworden  taal’. Er zou een nieuwe piramiden-tijd aanbreken, een tijd zonder einde, zonder geest, zonder geschiedenis en zonder toekomst. Dat zou dan werkelijk het einde der tijden zijn, want dit zou het eind zijn van de tijd als zodanig. De collectieve psychose van ‘de opstand der horden’ zou dan uitmonden in een katatonische verstarring van elke beweging, een eeuwige stupor van stilstand. De kosmische ervaring zou verstarren in verstening. De wereld was dan voortaan een niemandsland, gehuld in Egyptische duisternis.

Volgens Mulisch moet ook Hitler zoiets mogelijk voor ogen hebben gehad met zijn fascistische autocreatie van een Duizendjarig Rijk, ook al had hij zelf de onontkoombare vernietigingsdrang van dit streven niet willen inzien. De uiterste consequentie van het collectieve ‘als-vanzelf-gaan’ is de totale opheffing van de tijd, zodanig dat een beklemmende, eeuwige stilstand ontstaat. Dat zou dan een ultieme piramide voor de mensheid in een verlaten woestijn van de kosmos. In De toekomst van gisteren schrijft Mulisch: ‘Het Duizendjarig Rijk was de ontkenning van de tijd, van zijn eigen duizend jaren, en was daarmee het beeld van een onmogelijkheid. Het was de dood – het nuljarig rijk.’