Al in 1774 construeerde de Zwitserse horlogemaker Pierre Jaquet-Droz een levensgrote, schrijvende pop met het uiterlijk van een jonge jongen. Deze robot kon een geprogrammeerde tekst schrijven. De tekst werd van tevoren letter voor letter ingevoerd op verschillende wielen, waarna de robot de tekst met een ganzenveer op papier zette. De machine was bedoeld om de verbeelding te prikkelen. Hij moest laten zien wat er mogelijk was met de mechanische precisie van een horlogemaker.
Hoewel er geen gegevens bekend zijn over tijdgenoten van Pierre Jaquet-Droz die zijn schrijfrobot mogelijk als een bedreiging voor schrijvers hebben ervaren, is het waarschijnlijk dat destijds enige bezorgdheid is ontstaan over de opkomst van deze geautomatiseerde schrijftechnologie. De introductie van dit soort machines zal ongetwijfeld vragen hebben opgeroepen over de toekomst van het schrijverschap. In die tijd bestond het concept van sciencefiction nog niet, maar met de doorbraak van de technologische revolutie in de negentiende zou dat gaan veranderen. Die sciencefiction is nu werkelijkheid aan het worden.
De zon zakte langzaam achter de verre heuvels, haar laatste stralen streelden de vergeelde bladeren van de oude eik. De schrijver zat op een verweerde bank, zijn pen rustend op het papier. Hij staarde naar de horizon, zijn gedachten als losse draden die zich niet meer wilden verbinden tot een verhaal.De woorden waren op. Niet alleen de woorden op het papier, maar ook de woorden in zijn hoofd. De personages die ooit zo levendig waren, waren nu slechts schimmen van hun vroegere zelf. Hun dialogen klonken hol en betekenisloos. De plotwendingen voorspelbaar en afgezaagd.
Hij had alles geprobeerd. Inspiratie gezocht in oude boeken, lange wandelingen gemaakt door het bos, zelfs de sterrenhemel bestudeerd in de hoop een nieuw verhaal te vinden. Maar niets werkte. De bron van zijn creativiteit was opgedroogd.De schrijver sloot zijn ogen en luisterde naar het gefluister van de wind. Misschien was dit het einde. Het einde van zijn literaire verbeelding. Hij had zijn beste werk al geschreven, en nu was er niets meer over. Geen nieuwe werelden om te verkennen, geen personages om te koesteren.
Toch was er iets in de stilte dat hem troostte. Misschien was het tijd om te accepteren dat elk verhaal een einde had. Misschien was het tijd om de pen neer te leggen en te genieten van de rust. Misschien was het tijd om te luisteren naar de verhalen van anderen, in plaats van ze zelf te schrijven. En zo zat de schrijver daar, met zijn pen nog steeds op het papier, en keek naar de ondergaande zon. Het was een einde, maar misschien ook een nieuw begin.
Met deze alinea’s begon ChatGPT op mijn verzoek een verhaal te schrijven over het einde van de literaire verbeelding. Waar eindigt dit vermogen? Het terugzien van de omgeving van je jeugd kan een verrijkende ervaring zijn. Kan een AI-programma ook zoiets weergeven in taal? Moet het programma dan eerst oud worden of weten wat de melancholie van de ouderdom is? Kan het zintuigen nabootsen, de smaak van een koekje bijvoorbeeld waardoor bij Proust een herinnering aan de torenspitsen van Combray op gang kwam? Vooralsnog niet, denk ik. Maar de tijden veranderen snel. En al heeft een AI-programma dan geen menselijk geheugen waaruit het kan putten, het heeft wel de onmetelijke ruimte van het internet tot zijn beschikking. Hoe zit het dan met de verbeeldingskracht van AI-programma’s ? Gaan ze de mens overtreffen of blijven we met onze menselijke verbeeldingskracht een uniek organisme in het universum?
De industriële revolutie heeft slimme machines voortgebracht die de productie en verspreiding van literatuur konden verbeteren. Ook met kwalijke gevolgen helaas. Naarmate de literatuur toegankelijker werd voor een groter publiek, daalde ook het niveau van de lezers. De introductie van de computer heeft dat proces niet gestopt, om over de invloed van het internet en de sociale media maar te zwijgen.
Zo bezien zal ook de invloed van de Kunstmatige Intelligentie het lezerspubliek niet slimmer maken. Maar de kans is groot dat ook schrijvers dommer zullen worden. Het wordt dan ook tijd voor een nieuwe Encyclopedie van pasklare ideeën, zoals Flaubert die ooit schreef als een protest tegen de overal om zich heen grijpende domheid van de massa. De lemma’s van die encyclopedie doen achteraf bezien denken aan de pasklare teksten die AI-programma’s als ChatGPT uitkraamt. Het is allemaal ‘pasklaar’, en daarom voorspelbaar. Dom dus, maar voor hoe lang nog? Het lezerspubliek en de schrijvers mogen dan eensgezind dommer worden, de Kunstmatige Intelligentie wordt steeds slimmer.
Dat vindt dit soort programma’s zelf ook. Als je het programma ChatGPT ernaar vraagt, prijst het vooral zichzelf aan als een ‘tool’ om beter te kunnen schrijven. Nieuw is zo’n technologisch hulpmiddel zeker niet. Eerder al heeft Wikipedia heel wat schrijvers op weg geholpen, bijvoorbeeld bij de research voor een historische roman. Maar ook op inhoudelijk vlak zijn ontwikkelingen denkbaar. In het verleden heeft de introductie van nieuwe machines geleid tot utopische vergezichten, maar ook tot dystopische visioenen.
Kan een programma als ChatGPT automatisch gaan schrijven, zoals de surrealisten hun écriture automatique gingen bedrijven om daarmee het onbewuste als bron voor de literatuur te exploreren? Heeft ChatGPT überhaupt zoiets als ‘het onbewuste’, ervan uitgaande dat het onbewuste van de mens ook slechts een hypothese is waarvan het bestaan nooit onomstotelijk is vast komen te staan? Het schrijven op zichzelf heeft iets onbewusts. Het gaat vanzelf en tegelijk ook niet. Of zoals Mulisch ooit schreef: ‘Mijn schrijven is een soort onbewust slaapwandelen.’ Maar als dat zo is, kun je dan al schrijvend ook wakker worden uit zo’n somnambule droomtoestand?
Een ding lijkt mij redelijk zeker, de Kunstmatige Intelligentie zal de aard van het schrijfproces ingrijpend gaan veranderen. De schrijver wordt geen alwetende schepper van fictieve wereld, maar hooguit een meesterkok die wat toefjes stijl voor verfijnde smaak toevoegt aan verhaallijnen die door de machine zijn bedacht. Zoals grote schilders in de zeventiende eeuw in hun studio een heel cohort van leerlingen aan het werk hadden, die het voorwerk deden, alvorens de grote meester zijn maniera toevoegde aan het eindresultaat, zo zal het straks gaan met het schrijven van romans.
Misschien zou ook Mulisch – als hij nog leefde – voor de verleiding bezweken zijn, en zijn eigen schijfstudio in het leven roepen vol met schrijvende machines. Machines doen dan het ruwe voorwerk, het schrijversgenie maakt het af in stijl. Zo geredeneerd zal er een nieuw type schrijver kunnen ontstaan: een soort ‘tekstingenieur’. Zo’n schrijver moet voortaan in staat zijn om op creatieve wijze in processen te denken. Hij moet binnen een team van machines kunnen opereren en ingevoerd zijn in de mogelijkheden die de Kunstmatige Intelligentie te bieden heeft. Het creatieve proces wordt dan een volledig geïntegreerde coproductie van mens en machine.
Maar is dat niet nu al zo? Stel dat het creatieve vermogen van de mens zelf ook een soort machine is. Een organische machine, dat wel, maar werkend volgens procedures die in de klassieke esthetica zijn vastgelegd. De gehele literatuurhistorie zou dan in wezen te herleiden zijn tot een eindeloze reeks variaties van de klassieke codes volgens algoritmes die door kunstmatige intelligentie ooit te achterhalen zullen zijn.
Ook ‘stijl’ is immers via een algoritme terug te voeren tot een specifieke variatie op de klassieke esthetica. Tussen enerzijds de algoritmes die een robot wellicht weet te destilleren uit de ontwikkeling van de literatuur, en anderzijds het menselijk denken over literatuur als zodanig, kan een interactie ontstaan. Het gaat dan niet zozeer om wat een robot zelf aan literatuur voortbrengt, als wel om het nieuwe licht dat hij werpt op de ontwikkeling van de literatuur.
Wanneer wordt de eerste roman geschreven waarin een auteur die verliefd wordt op een sprekend computerprogramma met een betoverende vrouwenstem? In de film Her (2013) , gebeurt al zoiets, als de hoofdperson een emotionele band ontwikkelt met een geavanceerd besturingssysteem. Kan een AI-programma een schrijver ook inspiratie bezorgen? Of anders gezegd, hoe gaat de Kunstmatige Intelligentie het natuurlijke proces van de inspiratie veranderen? Die vraag roept misschien wel de meeste zorgen op.
Misschien ligt de grootste bedreiging voor het schrijven wel in het plezier van het schrijfproces. Schrijven kost tijd, en de creatieve potenties van ChatGPT lijken elke vorm van tijd juist te elimineren. Hoe heilzaam kan het zijn om een geschreven tekst even te laten liggen en zo door het verstrijken van tijd tot nieuwe inzichten te komen. Niet voor niets betekent het Griekse woord poièsis in de eerste plaats ‘maakwerk’ en daarna pas ‘poëzie’. Goed schrijven is en blijft een proces van schrijven en herschrijven, van eindeloos proberen en opnieuw proberen. Een schrijver knutselt voortdurend aan zijn tekst. Een machine knutselt niet, maar spuugt woorden uit.
Het schrijven van de mens vertoont een organisch patroon van maken en denken, een patroon dat zich voltrekt in het verloop van de tijd. Het ‘wilde denken’, zoals Levi Strauss dat heeft onderzocht in primitieve culturen, is in onze technologische cultuur geheel verdwenen. Maar in het overleefde primitivisme van de schrijver lijkt daar nog altijd iets van bewaard gebleven. De mythe van de literatuur kan alleen ontstaan door de tijd alle ruimte te geven. Maar de Kunstmatige Intelligentie elimineert de tijd op alle fronten.
Maar er is ook een keerzijde. Karel van het Reve, ‘de geleerde broer’ van Gerard, zei vaak wat badinerend over zijn getalenteerde broer dat hij ‘de woordjes goed achter elkaar kon zetten’. Dat klonk als afgunst, maar goed schrijven is in wezen niets anders dan dat. ChatGPT heeft nu het algoritme ontdekt hoe je dit moet doen en zal eindeloos gaan proberen om zichzelf te verbeteren. De ogenschijnlijk grenzeloze mogelijkheden die de Kunstmatige Intelligentie het schrijfproces te bieden heeft, zal de schrijver gaan verlossen van wat wel ‘de romantische leugen’ wordt genoemd. Want het schrijverschap op zichzelf is inmiddels uitgegroeid tot een hardnekkige mythe. We zijn gaan denken dat een schrijver begiftigd is met een uniek talent. Maar het was een nagebootst verlangen dat aan de basis lag van die romantische leugen.
Wie schrijft verdubbelt zichzelf voortdurend, waardoor het echte leven iets van zijn echtheid verliest. Dat is de voorwaarde, maar ook de tragiek van het schrijverschap. Wie schrijft die blijft. Maar wie echt leeft, schrijft niet. Schrijven is een afwijking, een splitsing, een verminking van het leven. Wie schrijft kijkt voortdurend in de spiegel en denkt dat zijn spiegelbeeld het echte leven is. Ook in dat opzicht gaat de Kunstmatige Intelligentie de schrijver een echte spiegel voorhouden. De schrijver is teveel bevangen geraakt door de romantische waan van de oorspronkelijkheid. In wezen komt die romantische leugen voort uit een verlangen tot nabootsing.
De schrijver wilde in zijn scheppingsproces zijn als een God in het diepst van zijn gedachten, zoals Willem Kloos dat ooit treffend heeft verwoord. Nu de machine het verlangen naar die pseudo-God links dreigt in te halen, zal de schrijver jaloers gaan worden op de machine. Een mens die niet los kan komen van zijn nagebootste verlangens is gedoemd dit proces van verlangen eindeloos te herhalen.
In dat perpectief bezien kan de Kunstmatige Intelligentie zich voor schrijvers gaan openbaren als de Verlosser die het vuur van zijn nagebootste verlangens voorgoed zal doven, om zo zijn ware aard aan het licht te brengen. Een robot zal de schrijver weldra onthullen in al zijn naaktheid, zoals ooit geschiedde door de Zwitserse horlogemaker Pierre Jaquet-Droz
Wat gaat de opkomst van de Kunstmatige Intelligentie betekenen voor de literatuur? Met alle mogelijkheden voor een tekst, die met een druk op de knop te genereren zijn, behoort ook plagiaat of auteursrecht weldra tot het verleden. Wie een beetje slim met een programma als ChatGPT kan omgaan, laat deze machine zijn teksten schrijven en zorgt vervolgens dat de mechanische schrijfstijl van deze robot onherkenbaar blijft voor de lezer.
Zoals in het sprookje van Andersen de oplichters de keizer overtuigen om hun nep-gewaad te dragen, kan Kunstmatige Intelligentie de rol van de traditionele schrijvers en auteurs gaan overnemen. Als KI-systemen steeds geavanceerder worden en in staat zijn om hoogwaardige literaire werken te produceren, kan dit leiden tot de vraag of menselijke auteurs nog wel nodig zijn. Weldra ontstaat er een verschuiving in de machtsverhoudingen binnen de literaire wereld. De vraag zal zich aandienen of begrippen ls menselijke creativiteit en originaliteit nog wel van belang zijn.
Wat kun je als schrijver dan nog doen? Ofwel je doet alsof het je niet raakt, want je blijft toch schrijven of dichten zoals je dat altijd hebt gedaan. Ik denk dat veel schrijvers dit zullen doen, al was het maar negeren tot de basisvaardigheden van de mens behoort. Ofwel je wijst op de gevaren en je uit kritiek op de snelle verspreiding van deze nieuwe vorm van techniek. Daarmee neem je deel aan het nieuwe discours dat zal ontstaan over de aard van het schrijven en de unieke waarde van door de mens gegenereerde literatuur.
Tenslotte is er nog de mogelijkheid dat je het fenomeen literatuur met andere ogen gaat bekijken. Dat is de rol die de literatuur zich altijd al heeft toegeëigend als het gaat om de groeiende gevaren van de technologie. Zo geredeneerd zou Mulisch, als hij nu nog leefde, wellicht nog een heel oeuvre op stapel hebben staan. Hij zou de straat op gaan om te demonstreren zoals hij dat ook in de jaren zestig had gedaan. Mogelijk wederom als ‘een relletjes voyeur in een sportwagen’ zoals Gerard Reve hem ooit noemde, maar hij zou hoe dan ook in verzet komen.
Toch is het ook mogelijk dat Mulisch volledig op tilt zou slaan als een schrijfrobot die knettergek is geworden. Misschien heeft Mulisch dat apocalyptische doemscenario al eens voorvoeld toen hij in zijn Wenken voor de jongste dag (1967) het volgende schreef: ’Het hoogste dat ik kan bereiken, is dat er een krankzinnige in het gesticht wordt gebracht omdat hij zegt dat hij Harry Mulisch is (Het doet er niet toe als ik dat zelf mocht zijn.)’