Het geluk van een moment
Ik heb me altijd afgevraagd hoe het toch komt, dat je op een goeie vakantie ook goeie foto’s maakt en een vakantie, die wat minder was, vaak ook mindere foto’s oplevert. Het lijkt of het gevoel dat je hebt in en bepaalde situatie heel goed is af te lezen in het plaatje dat je schiet. Alsof een foto meer is dan een technische uitsnede van de werkelijkheid die in een split-second is gemaakt. De persoonlijke keuze van het moment en de kadrering van het beeld verlopen kennelijk volgens processen, waarin onbewust een gevoel naar binnen sluipt. Dat gevoel lijkt achteraf door het afgebeelde gegenereerd te worden, maar in feite bestond het al tussen de oren van de fotograaf op het moment waarop hij op het knopje drukte. Deze geheimzinnige wijze van gevoelsoverdracht in de fotografische weergave van de werkelijkheid onttrekt zich ogenschijnlijk aan de wetten van het verstand. Het is iets waar je met je pet niet bij kan. Het gebeurt zonder dat je er weet van hebt.
Onlangs heb ik het standdaardwerk boek van Braembussche herlezen, Denken over kunst, een kennismaking met de kunstfilosofie, dat ik lang geleden heb doorgeploegd. Daarin trof ik een passage, waarin de Italiaanse schrijver Cesare Pavese wordt geciteerd, die schrijft: ‘Interessant is de idee dat het gevoel in de kunst het zuiver mimetische deel is, de nauwkeurige beschrijving van de stilte der zee.’ Braembussche voegt hieraan toe dat Pavese het woord ‘mimesis’ in deze context overdrachtelijk had bedoeld. Bedoelde hij te zeggen, dat het bij de mimesis (dat wil zeggen: de nabootsing van de werkelijkheid) niet gaat om de natuurgetrouwheid, waarmee de werkelijkheid in een kunstwerk is weergegeven, maar om het gevoel dat door de kunstenaar in de weergave is gelegd? Of wilde Pavese beweren dat er er in feite helemaal niet zoiets als ‘mimesis’ bestaat? Elke vorm van nabootsing, hoe natuurgetrouw ook, verraadt immers tegelijk ook het innerlijk van degene die nabootst. De mimesis is uiteindelijk niet meer dan een nabootsing van een beeld dat correspondeert met een innerlijk beeld bij de kunstenaar en niet zozeer met een uiterlijk beeld dat in de werkelijkheid voorhanden is.
Als het gevoel het zuiver mimetische is, hoe kun je de stilte van de zee dan weergeven? Hoe werkt dat gevoel, als je de stilte van de zee weergeeft in een foto, verf, woorden of muziek? Of omgekeerd, wat is het belang van de mimesis in een zeegezicht van Gerhard Richter of in La Mer van Debussy? Tot mijn verrassing merkte ik, dat ik het destijds de betreffende regel met potlood had onderstreept en in de marge de naam van Nescio (met uitroepteken!) had toegevoegd. Het toeval wil dat ik – kort voordat ik dit boek van Braembussche herlas – mij verdiept had in het postuum verschenen werk van Nescio, ‘Natuurdagboek’, waarin hij op bijna fotografische wijze aantekeningen heeft genoteerd van indrukken die hij rond 1950 tijdens tochten door het Nederlandse landschap heeft opgedaan.
Dat zijn uiterst beknopte aantekeningen, bijna zoals een fotograaf die maakt om zich achteraf een genomen foto in het landschap te herinneren. Telkens weer wordt door Nescio de datum genoteerd en de plaats en vervolgens beschrijft hij wat hij met eigen ogen zag. Niet in lange zinnen of lyrische beschrijvingen, eerder in de staccato stijl van een telegram. Het rare is dat veel van deze korte notities bij mij tijdens het lezen een sterk gevoel oproepen, niet in de laatste plaats omdat ik veel van de beschreven locaties persoonlijk ken uit mijn jeugd. Maar ook, omdat die droge beschrijvingen van Nescio op een vreemde manier iets muzikaals hebben. Iets, wat je niet in de zinnen hoort, zelfs niet in de klank of het ritme van de taal. Het is een muziek die klinkt los van de dragers van de betekenis en datgene in de werkelijkheid, waar de woorden naar verwijzen. Kortom, het gevoel in de mimesis.
Nescio fietste nog al eens in de omgeving van Ransdorp en Durgerdam, plaatsjes iets ten noorden van Amsterdam die ook in zijn verhalen vaak voorkomen. Het is het landschap, waarin ik zelf als puber heel wat keren heb rondgedwaald. Op de dijk bij Durgerdam lag ik graag in het gras, kijkend naar de schittering in het water en naar de verte, waar zich bij helder weer de contouren van het Muiderslot zich aftekenden aan de horizon. Achter mij kon je dan de stompe toren van Ransdorp zien die nog door Rembrandt is vastgelegd en sprekend lijkt op de Oldehove, behalve dan dat hij nog altijd rechtop staat. Ook ging Nescio wel met de bus naar het Gooi. Of hij fietste langs het Gein, zoals ik dat ook vaak heb gedaan, vanaf Driemond naar Abcoude of andersom, en met goed weer helemaal door naar Loenen aan de Vecht. Ik sla het boek van Nescio open en lees op een willekeurige pagina:
Dinsdag 30 Mei. Met Louis met de bus van kwart voor 10 naar Loenersloot. Overgestapt naar Vreeland. ‘De Nederlanden’. Oostelijke Vechtoever gewandeld naar de brug boven Loenen. Bus naar Driesprong-Loosdrecht. Een uur op de steiger. Gewandeld naar Kortenhoef, voormalig café Beyer geheel verbouwd van binnen, hooge bruggetje voor de kerk weg, vervangen door platte wipbrug. Kerkhofje uitgehaald en een stuk land achter eraan opgehoogd, geheel kaal gras met kleine paaltjes, uitzicht afgesloten door een rideautje van wilgjes. Het peerenboompje is omgehakt. Bus van 2 uur 42 naar Loenersloot, overgestapt naar Amsterdam, 4 uur in huis. Mild zomerweer met wolkjes, een zuchtje wind.
Als Pavese gelijk heeft met zijn bewering dat het het gevoel in de kunst het zuiver mimetische deel is, dan moet Nescio dat geweten hebben. Het maakt niet uit hoe je iets opschrijft, als je het maar natuurgetrouw doet, op het juiste moment en precies zoals het was. Dat wil zeggen, als een foto van een gelukkig moment. Het gevoel komt achteraf vanzelf wel. Ik denk dat Debussy zich ook niet met zijn eigen gevoelens bezig was, toen hij La Mer componeerde. Hij hoorde in zijn hoofd precies wat wat hij voor ogen zag. ‘Interessant is de idee dat het gevoel in de kunst het zuiver mimetische deel is, de nauwkeurige beschrijving van de stilte der zee.’