Venetië, dwalen en verdwalen
Schoonheid manifesteert zich in de verschijning en de kunstenaar is slechts de verloskundige van de schoonheid die al eeuwen op haar verschijning wacht. Neem nou Friedrich Schiller. Hij is nooit in Venetië geweest, maar zijn roman Der Geisterseher speelt zich wel in Venetië af. In dit boek, zo beweert Safranski in zijn Schiller-biografie, begint het romantische motief van de dood in Venetië, dat later door talloze schrijvers is opgepakt. Tot Thomas Mann de esthetische droom van de Romantiek definitief ten onder liet gaan met de cholera die dood en verderf zaaide tussen de gondels.
Venetië staat bekend om zijn unieke stedelijke lay-out vanwege de vele grachten en bruggen, die kunnen leiden tot een complexe en soms verwarrende stedelijke ervaring. Het stratenplan van Venetië is uniek vanwege het feit dat het grotendeels bestaat uit waterwegen, kanalen en bruggen in plaats van straten en voetpaden zoals in de meeste andere steden. Dit komt doordat Venetië is gebouwd op een groep van 118 eilanden die met elkaar zijn verbonden door bruggen en kanalen, waardoor het een uniek en pittoresk stadslandschap heeft.
De kanalen van Venetië functioneren als wegen voor boten, gondels en watertaxi’s, terwijl voetgangersbruggen fungeren als oversteekplaatsen. Dit betekent dat de meeste navigatie in de stad te voet of per boot plaatsvindt, in plaats van met de auto. Het stratenplan van Venetië is ook een weerspiegeling van de geschiedenis van de stad. De kronkelende kanalen en steegjes zijn het resultaat van eeuwen van stadsuitbreiding, aanpassing en ontwikkeling, terwijl de bruggen, pleinen en monumenten getuigen van de rijke culturele erfenis van de stad.
Je kunt gemakkelijk verdwalen in de wirwar van kronkelende straatjes en kanalen, maar dat maakt de ervaring juist zo avontuurlijk en opwindend. De stad is gevuld met verborgen hoekjes en steegjes, prachtige kerken en paleizen, en adembenemende uitzichten over de kanalen. De schoonheid en charme van Venetië is moeilijk te beschrijven, en het is een stad die je moet ervaren om het te begrijpen. Het dwalen door de straatjes van Venetië is een unieke en betoverende ervaring die je nergens anders ter wereld zult vinden. Het is een stad die je steeds weer opnieuw kunt ontdekken en waar je nooit genoeg van krijgt.
Kortom, uit stedenbouwkundig oogpunt is Venetië uniek vanwege de complexiteit van de stedelijke omgeving. Onze ervaring van de stedelijke omgeving wordt cognitief geconstrueerd op basis van psychologische criteria die heel goed in de praktijk te onderzoeken zijn. De waargenomen omgevingsruimte van de mens is vooral subjectief bepaald. Stedelijke complexiteit is niet het andere uiterste van overzichtelijkheid. Dat andere uiterste is chaos. Stedelijke complexiteit is zoiets als georganiseerde of gegroeide chaos.
Het begrip ‘complexiteit’ werd door Rapoport in 1970 geformuleerd als ‘een functie van niet gehonoreerde verwachtingen.’ Welnu, in Venetië wordt elke verwachting niet gehonoreerd. Het is dan ook de ideale stad om de dwalen en te verdwalen, maar ook om telkens op onverwachte wijze de weg weer terug te vinden. Eerder al, in 1960, had Kevin Lynch in zijn baanbrekende studie The image of the city het beeld dat gebruikers van hun omgeving hebben als uitgangspunt genomen en op tal van manieren proefondervindelijk onderzocht. Hij ging mensen zorgvuldig vragen stellen over hoe zij het stedelijk weefsel van de hun directe woonomgeving waarnemen. Wat hem interesseerde was niet zozeer de stad zelf, maar het mentale beeld dat mensen daarvan hebben. Zo ontdekte hij allerlei constanten die beslissend zijn voor helder beeld van de omgeving.
Landmarks bijvoorbeeld, opvallende herkenningspunten, maar ook knooppunten in de stedelijke omgeving en scherpe randen tussen verschillende sectoren van de stad. Wil een stad een sterk mentaal beeld creëren dan moet de structuur van de stad helder zijn, maar niet perse eenvoudig. Het moet een rijke omgeving zijn, die goed gestructureerd is. Identiteit, structuur en betekenis, dat zijn de drie kwaliteiten waarop het mentale beeld van de omgeving geanalyseerd kan worden. Kruisingen bijvoorbeeld moeten helder zijn en er mogen geen ondoordringbare barrières zijn om van de ene wijk naar te ander te komen.
Ik las het boek van Lynch in mijn studietijd in de jaren zeventig. Het heeft destijds veel indruk op me gemaakt en sindsdien ben ik anders gaan kijken naar de stedelijke omgeving in het algemeen en mijn eigen woonomgeving in het bijzonder. Het heeft me altijd verbaasd dat nooit iemand en verband heeft gelegd tussen de stedenbouwkundige benadering van Lynch en de ideeën van de situationisten. Ook zij gingen de stedelijke omgeving benaderen vanuit het mentale beeld dat wordt door de stad opgeroepen. Zo gingen zij dwaaltochten maken door de binnenstad van Parijs, zoals André Breton dat gedaan had met Nadja.
In 1963 hebben Willem de Ridder en Wim T. Schippers zo’n dwaaltocht door Amsterdam georganiseerd. De kunstenaar Stanley Brouwn liet in die tijd mensen in de binnenstad tekeningen maken van de omgeving- bijvoorbeeld van de kortste route van het Rembrandtplein naar de Munt-, en presenteerde die tekeningen als kunst. Dezelfde methode werd toegepast door Kevin Lynch, alleen heeft hij zijn resultaten nooit als kunst gepresenteerd, maar als een analyse van de kwaliteit van het stedelijk weefsel.
Jaren geleden zag ik de tentoonstelling Mapping the City in het Stedelijk Museum, waarbij een overzicht werd van kunstenaars die sinds 1960 op hun eigen wijze de stad hebben verkend en zo in kaart of in beeld hebben gebracht. De menselijke maat, daar ging het om. Ook dat was een ontdekking van de jaren zestig, maar het zou nog even duren voordat deze ideeën van Lynch ook hun weerslag kregen in de ontwerpprogramma’s van stedenbouwkundigen. In de jaren zestig zijn nog heel wat nieuwbouwwijken gebouwd waarin de menselijke maat ver te zoeken was. Venetië werd een model voor hoe het wel moest. Stedenbouwkundige konden hier opnieuw leren wat complexiteit was. Maar ook hoe je je kunt voortbewegen in de stad in het grensgebied van het verdwalen. Venetië roept voortdurend het verlangen op om te verdwalen. Dat is ook het verlangen dat het leven zelf in het leven roept.
Leven is niet het voortbewegen op een stroom of een beweging die je meevoert als op een lopende band – in casu de tijd – maar omgekeerd: het leven is een permanente beweging tegen de stroom in. Wie ophoudt met voortbewegen wordt meegesleurd in het verleden. Dat meesleuren begint meteen als het bewegen ophoudt. Wat wij ‘het voortgaan van de tijd’ noemen is dus in feite de eigen voortbeweging tegen de stroom in. Wie sterft stroomt weg in de tijd, die je zelf in stand houdt door te leven.
Het wonderlijke is dat ik in Venetië nooit het idee heb dat ik door te leven tegen de stroom in beweeg. In deze stad lijkt de tijd aan andere wetten te gehoorzamen. Het zijn eerder de wetten van de cirkel en niet zozeer die van de lijn. Alles keert terug in Venetië, alsof er nooit zoiets als vooruitgang heeft bestaan. En misschien is dat ook wel zo. Vooruitgang bestaat alleen in onze verbeelding. In werkelijkheid keren wij voortdurend in cirkels terug op eerder betreden paden.
Maar in de verbeelding is alles mogelijk. Vooruitgang, geluk, schoonheid, eeuwigheid… alles is verbeelding. De tijd staat stil als wij bewegen, maar vliegt weg als we blijven staan. Het leven is het beklimmen van een roltrap tegen de beweging in, die naar beneden leidt. Maar in Venetië staat de stijd stil en toch vliegt hij voortdurend als een engel omhoog . In Venetië heeft niet alleen de tijd, maar ook de verbeelding vleugels gekregen.