De alchemie van het psychotisch schrijven
Harry Mulisch en de taal van de machinemens
Mulisch was een schrijver wiens werk sterk beïnvloed werd door de Tweede Wereldoorlog, de tijd waarin hij opgroeide. Van hem is minder bekend dat hij op zijn tweeëntwintigste jaar een psychotische episode heeft gekend. In beschouwingen over zijn werk wordt dit dramatische gebeuren doorgaans slechts summer vermeld. Toch heeft hij hier meerdere malen zelf over geschreven, zij het bedekte termen. Van juni 1949 tot mei 1950 werd hij overvallen door een vulkanische uitbarsting van openbaringen of boodschappen. In de periode daarvoor was hij begonnen aan zijn debuutroman archibald strohalm, die uiteindelijk in 1951 zou verschijnen.
Na de explosie van indringende beelden is hij deze roman gaan herschrijven, waarbij hij zich verplaatste in de geestesgesteldheid van de hoofdpersoon: ‘Waar Strohalm faalde, slaagde ikzelf,’ verklaarde hij later in een interview. Anders gezegd, het schrijven zelf veranderde in een alchimistisch proces, waarmee hij de losgebroken stroom van ideeën kon bedwingen en de razernij uiteindelijk kon uitdrijven. De schrijver raakte al schrijvend de weg kwijt in zijn hoofd, en reproduceerde zichzelf tegelijkertijd in de destilleerkolf van zijn schrijfsels. Dat is de alchemie van het psychotisch schrijven, een proces dat Mulisch zelf ‘de autocreatie’ noemde.
Bij Mulisch heeft deze vroege psychotische ervaring aan de basis gelegen van een indrukwekkend literair oeuvre. Met ‘het vanzelf gaan’ van het schrijven, kan ook een schrijver op weg gaan. Een psychotische ervaring kan op afstand bezien deel uit maken van een bredere ontwikkeling, niet alleen in het leven van het betreffende individu, maar ook in de context van ingrijpende veranderingen die zich onderhuids voltrekken in de cultuur.
Afwijkende vormen van taalgebruik worden tegenwoordig in de psychiatrie systematisch onderzocht. Dit onderzoek krijgt nieuwe impulsen door de ontdekkingen op het terrein van de kunstmatige intelligentie. De vraag rijst of een psychose te herleiden is tot een defect in een onderliggend systeem van de taal. Anderzijds heeft de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie invloed op ‘de mythe van het schrijverschap’, die voor Mulisch heel belangrijk was. Door de opkomst van de schrijvende machines komen ook de ideeën van Mulisch over de snel oprukkende technologie – waarin hij ‘Het lijk van God’ herkende – in een nieuw licht te staan.
Door mij te verdiepen in het werk Mulisch ontdekte ik dat zijn manier van schrijven, en vooral ook het ontstaan van zijn schrijverschap, een bijzonder verhaal vertellen over de psychose als ‘integrerend desintegratieproces’. Medische verhandelingen over de psychose focussen doorgaans op de psychische symptomen op de korte termijn. Ze besteden weinig aandacht aan het geestelijk langetermijnperspectief in termen van groei en ontwikkeling. Als je uitzoomt naar de ontwikkelingsgang in een mensenleven of naar een breukvlak in de cultuur, neemt de psychose een andere gedaante aan.
Dat gegeven staat centraal in dit boek. Tegelijk onderneem ik een reis terug in de tijd, naar mijn eigen psychotische ervaringen in 1966 toen ik achttien jaar oud was. Het manuscript dat ik destijds in de aanloop van mijn psychose geschreven heb, is helaas verloren gegaan. Dat was een eigentijdse vertaling van de Belijdenissen van Augustinus. Het was ook mijn eigen autocreatie, waarmee ik mij niet bekeerde tot God, maar juist van mijn geloof afviel. Met Mulisch in de spiegel ben ik op zoek gegaan naar mijn ontsporende gedachten over het schrijven dat vanzelf gaat. Zo ontstond een reconstructie van mijn eigen alchemie van het psychotisch schrijven.