De melancholie van Venetië

‘Partir, c’est mourir un peu,’ zeggen de Fransen. Dat geldt zeker als je moet vertrekken uit Venetië. Vorige week was het weer zover, na een verblijf van twee weken. De melancholie slaat dan toe. Venetië verbleekt tot een vage film in je hoofd en voegt zich bij al die andere herinneringen aan vorige bezoeken. Que c’est triste à Venise. Het is het lied van het eeuwige heimwee. De terugtocht die nog zo lang op zich laat wachten. De tijd die almaar voorbijgaat en nooit op zijn schreden terugkeert. Totdat je zelf kunt terugkeren in Venetië – die merkwaardige stad van land en water -, en alles van voren af aan opnieuw begint.

Ik ben in mijn leven nu dertien keer in Venetië geweest. Elke keer als ik er kom is er bijna niets veranderd. In zijn boek Venetiës vertelt Paul Morand het verhaal van zijn leven aan de hand van alle bezoeken die hij ooit aan Venetië heeft gebracht. Dat is prachtig om te lezen. De stad wordt een soort plattegrond van de tijd. De tijd staat hier stil of draait in cirkels rond, wie zal het zeggen. Venetië is een labyrint, waarin alles weer terugkeert zoals het altijd geweest is. Maar ook alles telkens weer opnieuw begint. Venetië is als het leven zelf.  Niets verdwijnt. En toch is alles telkens weer nieuw.

Over zijn bezoek aan de stad in 1929 noteert Morand het volgende:

‘Enige decorwisselingen: de kleedhokjes van het Lido zijn ontelbaar geworden, de uitdrukking van een sociaal prestige, vergelijkbaar met de loges van de Scala in de tijd van Stendhal. De ijzeren brug bij de Accademia is bekleed met een houten ombouw, in de stijl van Carpaccio of Bellini; het palazzo Franchetti heeft er een gazon bij gekregen. Van het in mijn afwezigheid zo vaak op hun klok slaan, hebben de automaten van de Mercaria, de Mori, helemaal stijve armen gekregen.’

Deze bijzondere autobiografie schreef Morand enkele jaren voor zijn dood als een soort afscheid van de wereld. Als het dan toch ooit moet, zou ik zo ook wel afscheid willen nemen. Maar voor het zover is wil ik nog graag heel wat keren Venetië zien. Tien, twintig keer, wie zal het zeggen. Alles zal hetzelfde zijn. En toch begint alles telkens weer opnieuw. Het is een gift, een gave om in Venetië te mogen zijn. En daar jezelf terug te vinden, zoals het altijd was en altijd zal blijven, zij het in een nieuwe gedaante van de tijd.

Schermafbeelding 2016-09-04 om 11.50.13

Leeuwarder Courant, 28-9-1990

In de periode van 1990 tot 2005 organiseerde ik samen met Margaretha Cats op gezette tijden busreizen voor Friese kunstenaars. Dat waren dagtochten naar grote tentoonstellingen in Düsseldorf, Antwerpen of Hamburg, maar ook meerdaagse reizen naar de Documenta in Kassel (1992, 1997, 2002) en de Biënnale in Venetië (1990, 1993, 1995, 2001). De eerste reis naar Venetië was de mooiste. Ik had nog nooit zoiets gedaan, een reis organiseren. ‘Peter’, onze vaste chauffeur van busonderneming Paulusma – zijn achternaam heb ik nooit mogen vernemen – , verloste mij van mijn koudwatervrees. ‘Je moet de leiding nemen,’ zei hij tegen mij. En sindsdien deed ik dat. Op mijn manier, dat wil zeggen: uit de losse pols.

In 1990 was de bus tot op de laatste plaats bezet: 54 reizigers dus. Ik zat voorin, naast Peter. Onderweg leerde iedereen elkaar goed kennen. We sliepen in een hotel aan het strand van Lido de Jesolo. Van daaruit voeren we elke dag met de veerpont vanaf Punta Sabbioni naar Venetië. Dat zou een traditie worden. In het hotel werd ook gedineerd en ’s avonds zat het hele gezelschap vaak tot laat in de avond op het terras. Je kon er nog een strandwandeling maken of in het donker een duik nemen in de zee nemen. Lido di Jesolo was eigenlijk nog mooier dan Venetië. Hier hoefde je niets te gaan zien. Je hoefde alleen maar jezelf te zijn.

scan1120001

Op het terras in Lido di Jesolo. Derde van rechts achterin: Symen Kingma

Na afloop van de reis was er nog een reünie thuis bij Judith Boer. Symen Kingma maakte de reis mee als verslaggever van de Leeuwarder Courant. Symen Kingma schreef destijds film- en architectuurkritieken. Vijf jaar lang zat ik samen met hem in de redactie van het architectuur tijdschrift BOUD (1984-1989). Ik ben nog bij zijn afscheid geweest bij de Leeuwarder Courant. Dat moet in 1998 zijn geweest, als ik mij goed herinner. Symen Kingma overleed in 2012. Na enig zoeken vond ik zijn fraaie verslag van de Venetië-reis uit 1990 terug in het digitale krantenarchief.

Op zoek naar kunst in Venetië

De berichten over de toekomst van de stad krijgen een steeds alarmerender inhoud. Het verval neemt toe, evenals het aantal inundaties in het natte seizoen. De waterbouwkundigen uit alle delen van de wereld houden zich bezig met dat ene probleem: hoe kunnen we Venetië voor de toekomst behouden? Architecten, kunstliefhebbers, historici en anderen met gevoel voor het verleden vrezen de uiteindelijke ondergang van de Italiaanse lagunenstad. Maar de mensen waren twintig jaar geleden niet minder beducht voor de verdwijning van de tempel van Abu Simbel, aan de Nijloever. Ook voor dit probleem werd een technische oplossing gevonden.

Venetië mag niet ten onder gaan op die zompige plek in het uiterste noordoosten van de Adriatische Zee. Als de zestiende-eeuwse madrigaal over de veerboot van Venetië naar Padua ten gehore wordt gebracht moeten de mensen weten waar ze deze zelfde tocht opnieuw kunnen maken, zonder te worden verwezen naar een plek ergens onder het water, op dat moment het domein van vissers en duikers. Het is voorstelbaar hoe de gidsen het vertellen: „Daar legde ooit die beroemde boot aan, die de verbinding tussen twee oude Noord-Italiaanse steden onderhield.” Maar voorlopig kunnen de zorgen over wellicht het oudste veer ter wereld opzij worden gezet, zoals de dienstregeling van het Venetiaanse openbaar (water) transport aantoont.

Een nautisch rondje langs het kleine eilandenrijk met de vaporetto is al evenzeer genoeglijk. Wie verstandig is koopt een dagkaart. Voor wie het gevoel wil krijgen dat hij op een cruisevaart zit, overigens zonder veel comfort (de kapiteins behandelen de machine zonder enig mededogen, hoe meer lawaai hoe beter), kan zestien gulden een niet te grote uitgaaf zijn. Dat vonden ook de deelnemers aan de korte Venetiaanse kunstreis van de Fryske Kultuerried. De Biënnale, die bijna op zijn eind loopt maar die als instelling uit de vorige eeuw bewijst over nog veel levenskracht te beschikken, was het voornaamste doel. De veteranen onder de busvol reizigers wisten, dat er veel meer lekkers te halen valt langs het Canal Grande en in de Giardini di Castello, de tuinen aan de rand van het hoofdeiland, het kerngebied van de Biënnale.

scan1120001

Wachtend op de veerboot, op de kade in Venetië

Het bestuur van Venetië wilde de stad tegen het einde van de vorige eeuw zijn plaats als kunstcentrum hergeven, als het niet op wereldniveau kon, dan als een van de leidende steden op het Europese toneel. Al vrij snel bleek het Palazzo dcli’ Esposizione te klein voor de groeiende stroom landen, die hun Kunst toezonden. Op de aankondiging van de eerste expositie, de Prima Espozizione Internazionale d’Arte della Citta di Venezia, in 1895, komen uitsluitend Europese landen voor: Oostenrijk-Hongarije en Zweden-Noorwegen als twee-eenheden. Olanda liet werk zien van De Haas, Israëls, Mesdag en Van Haanen.

Als eerste naam van de Britse selectie prijkt die van Alma Tadema, de Friese schilder die in Engeland in de adelstand werd verheven. In de gedegen uitgevoerde catalogus schrijft organisator Giovanni Carandente dat „deze Biënnale met dezelfde geest als de vorige is voorbereid”, met de nadruk op de middengeneratie kunstenaars. Het Italiaanse paviljoen kreeg voor deze ene keer de naam Ambiente Berlin, als symbool van het toekomstige, grotere Europa. Nederland transporteerde werk van de Amsterdammer Rob Scholte naar de Biënnale, met een opvallend schilderij van zichzelf, werkend aan een afbeelding van de omgeving van de San Marco.

Aperto

Reeds in de bus werden op de plattegrond van Venetië de lijnen van de wandelingen uitgezet – tenslotte was daar alle tijd voor en bovendien, de voorpret is een van de mooie aspecten van het reizen. Drs. Huub Mous, stafmedewerker van de Kultuerried, die met Margretha Cats de ploeg aanvoerde, meldde op de tweede Venetiaanse dag dat hij in de Aperto was geweest en dat hij de Kwaliteit van de daar geëxposeerde kunst een gemiddeld hoger niveau toedacht dan de projecten in de nationale paviljoens op het Biënnale-terrein. De afstanden van het Venetiaanse waterfront naar het andere zijn niet groot, hoewel de watertaxi’s drukbeklant zijn en de veerboten soms overhellen omdat er zoveel opvarenden aan boord zijn genomen. Wandelen is een waar genoegen in deze auto- en bromfietsloze stad met zon 80.000 inwoners, ondanks een veelvoud daarvan aan toeristen; meer dan twee miljoen jaarlijks.

scan1120001

Op de boot terug naar Lido di Jesolo met o.a Harmen Abma & Catrinus Spinder

Omstreeks half september is de toeristische bulk evenwel vertrokken, tot opluchting van de Venetianen die niet aan het toerisme hoeven te verdienen, en van de stadsbezoekers die niet in de rij willen staan bij een bezoek aan, bijvoorbeeld, het Palazzo Grazzi aan het Canal Grande. Daar hangen moderne kunstwerken, hierheen gehaald vanuit het Guggenheim Museum uit New Vork, dat net zo beroemd is om zijn kunstcollectie als vanwege de architectuur: het uiterlijk van een enorme slak, binnenin is er een langzaam oplopende galerij met de Kandinsky’s aan de wanden. Alleen de plaats al van de Aperto-expositie wekt verbazing.

Een van de hallen van het Arsenaal, de scheepswerf waar Venetië zijn schepen liet bouwen (waarmee het grote geld binnenkwam en waarmee oorlogen werden gevoerd) was ingericht voor de tentoonstelling. Ingericht? De enorme langwerpige hal, onderverdeeld in kleinere vertrekken, was beschikbaar gesteld, wellicht was hier en daar wat verf op een muur gesmeerd. Hoe dan ook, het staat wel vast dat de organisator er weinig geld aan heeft gespendeerd. En dat was nu juist zo aardig aan de Aperto. De bezoeker krijgt er, meer dan in de Biënnale-pavilioens een eindje verderop, de weldadige indruk dat de wereld nog lang niet vol is.

Er is niets, althans voor het oog, gedaan om het gebouw te verfraaien, om de bouwvalligheid te camoufleren. De Nederlander schijnt, eenmaal in het buitenland en in het bijzonder in Italië, verval eerder te accepteren dan in het eigen land. Bij de ingang van de Aperto staan politiemannen. Wellicht is de aanslag op de beide schilderingen van Jeff Koons daar de oorzaak van. De Amerikaan Koons stak nogal wat tijd in Ilona Staller, een roemruchte Italiaanse, die ondeugende films maakt. Bovendien is ze, toen zij daartoe de wens uitsprak, door fans in het Italiaanse parlement gekozen.

Maagdelijk

Ilona, bijgenaamd La Cicciolina, het speeltje, wilde de Irakese dictator ompraten tot een vredig mens tijdens een nacht, waarin veel erotische genoegens in het vooruitzicht werden gesteld. Onder de voorwaarde dat Saddam zijn machtswellust zou intomen. Koons heeft een liggende Staller op een bed neergevleid, met zichzelf dicht in de buurt. Twee wanden van zijn expositieruimte zijn maagdelijk wit. De schilderijen zijn onlangs onherstelbaar vernield door een onbekend gebleven maniak. De jeugdige Italiaanse, die toezicht houdt, haalt de schouders op als haar wordt gevraagd of ze ‘erbij’ was toen Koons’ werk werd vernield.

Een collega vertelt, dat de kunstverknipper toesloeg op een moment dat het toezichthoudend personeel even afwezig was. Incidenten zijn nodig om de belangstelling van de wereld te wekken. De Italianen zijn er sterk in. Met name de inwoners van Pisa werden er altijd van verdacht het grote publiek te bespelen met hun schrille, jaarlijks terugkerende berichten over mogelijke instorting van hun trots en voornaamste inkomstenbron, de scheve toren. Totdat bleek, dat hun waarschuwingen wel degelijk grond hadden.

Maar niet Koons en Ilona stelen op de Aperto de harten, hoewel ze, hetgeen bleek tijdens een kort onderzoek, ongetwijfeld de meeste aandacht kregen, al was het vaak besmuikt. In elk geval zijn hier de meeste foto’s en, een nieuw en steeds veelvuldiger voorkomend feit, video-opnamen gemaakt. De vraag die ons bezighoudt is, wat er gebeurt als de tentoonstelling afgelopen is. Ongetwijfeld nemen de ratten, de katten en ander ongedierte er bezit van. Dan is die immense hal met mooie optische effecten, nu gevuld met kunst van over de hele aardbol én met welwillende mensen die langs de inzendingen drentelen, discussiërend, bewonderend, afkeurend, gedegradeerd tot een enge plek.

IMAGE00024

Bert van Rijswijk en Judith Boer, op de veerboot naar Lido di Jesolo

Kil getij

Herfst en winter kunnen guur zijn in Venetië als de koude winden van over de Alpen en de Dolomieten het water in de lagune heftig beroeren. Wie nooit in de gelegenheid is geweest in het kille jaargetij in het schone Venetië rond te dwalen, kan in de videotheek altijd nog Nicolas Roegs film ‘Don’t look now’ huren, met Donald Sutherland en Julie Christie in een rechtstreekse tragedie. De architectuur van de Dogenstad komt in deze film beter tot haar recht dan in de film, die nog meer met de stad wordt vereenzelvigd dan Roegs produkt: Luchino Visconti’s ‘Death in Venice’. Daarin laat Dirk Bogarde zien, dat hij nimmer tot de topacteurs heeft “behoord. Maar de muziek (uit Gustav Mahlers symfonieën 3 en 5) is weergaloos (somber) en sommige opnamen zijn blijvend aan ons netvlies blijven hangen.

Venetië heeft in de loop van de eeuwen het werk van honderden kunstenaars beïnvloed. De lichtval boven de lagune wordt wel vergeleken met die boven Nederland, hoewel 1600 kilometer noordelijker gelegen. Dat maakt wel eventjes verschil! Op andere punten is een betere vergelijking mogelijk: de binding, soms tegen heug en meug, van de mensen met de zee, die hen omringt. De angst voor het water tijdens storm. De scheepsbouw, de handel, de zeeoorlogen. Meer dan de steden in de Nederlandse kustprovincies, en hier hapert de vergelijking, is Venetië nu een kunststad. De commercie trok naar de vastewal, hoofdzakelijk naar Mestre. Vervangende werkgelegenheid werd onder meer gevonden in de bevoorrading van de stad, om de toerist in leven te houden, de transÏ>ort en horecasector en in de paleizen, waar ‘de kunst’ te zien was, en nog te zien is.

Verrassingen

De opkomst van het elektronicatijdperk heeft het de museumbezoekers die dat wensen gemakkelijk gemaakt. Het videoscherm laat in korte tijd zien, wat er in de belendende zalen zoal wordt getoond. Toegegeven, het directe oogcontact met de meesterwerken mag dan hebben ontbroken, een goede indruk, al dan niet met commentaar in een van de moderne talen (de Italianen zijn er niet zo vlot mee!) is gewaarborgd. Tijdens een rondwandeling kan de kunstminnaar een aangename verrassing worden bereid door een plotseling uitzicht op een schilderwerk van Tintoretto, wiens werk in een kerk hangt, buiten de platgetreden toeristische routes, of een kruiswegstatie van Tiepolo.

Er zijn ook verrassingen van andere aard, een voorbeeld dat ons ter ore kwam tijdens de excursie van de Kultuerried. Er kwam een stuk steen naar beneden in een winkel, gelukkig net niet op het hoofd van een bezoekster. Vaak worden deze kleine feitjes aangegrepen om aan te tonen, dat het desbetreffende huis aan restauratie toe is. Vaak wordt uit het oog verloren dat een metselaar twee eeuwen geleden een slechte dag kan hebben gehad en dat zijn achteloosheid mv pas gevolgen heeft. Toch kan niemand de ogen sluiten voor de gevaren die de stad bedreigen. Die ene, vallende, steen is inderdaad symbolisch voor het proces dat zich in de stad, onder water en juist op de waterspiegel afspeelt.

Lido

Op de helling

De beweringen van de wetenschap dat de waterspiegel rijst en nog verder zal rijzen heeft in Venetië minstens zoveel beroering gewekt als bij ons, de zeven oï acht miljoen Nederlanders die al onder die waterspiegel leven. De hele stad moet op de helling, restauratie van een gebouw is niet genoeg. Er wordt hier en daar aan gewerkt, kijk maar naar de overdekte bouwwerkplaats bij de San Marcokerk en bij andere belangrijke gebouwen. Sommige gebouwen, ook kerken, staan leeg. Meestal is dat het begin van de ondergang, omdat de meest elementaire zorg ervoor ontbreekt.

Schrijvers die zichzelf voor diepzinnig houden, waarzeggers en degenen die ervoor willen doorgaan, hebben de ondergang van de stad al aangekondigd – gisteren, maar ook al honderd jaar geleden. Dan waren er vroeger nog de vijanden van de machtige Republiek, die niets liever wilden dan die geheimzinnige stad in het water af te breken en wel zo, dat niemand meer het hart zou hebben om er weer een steen op de andere te stapelen. Venetië is er nog steeds. Het is een plaats met een sfeer die kennelijk inspirerend werkt. Shakespeare schreef een toneelstuk over de Venetiaanse koopman, Strauss was zo onder de indruk van de Venetiaanse nachten dat hij er een operette over componeerde.

Venetië klampt zich vast aan ‘grote namen’ die er een bezoek hebben gebracht, en aan de kunst. De organisatoren van de Biënnale bezinnen zich nu al op het honderdjarig bestaan van de Biënnale, in 1995. Vermoedelijk hebben de Friese kunstenaars dan al lang en breed een expositie achter de rug, die is geïnspireerd op De Reis van 1990. Ze naderden de stad vanuit de zee, op een veerboot, en dat is de beste manier om kennis te maken met Venetië. Het gebeurde in de nadagen van de expositie, onder de koesterende septemberzon. Het silhouet van de stad, met de dominerende Campanile, de lange gevelfronten in tedere pastelkleuren, de ronde kerkkoepels en het water dat altijd in beroering is, zullen ze niet licht vergeten.

Niemand heeft ook maar een poging gedaan om alle kunst in de stad te zien. Het ontmoedigingsproces was al in Nederland begonnen: maak een keus en vergaloppeer je niet! Hun herinneringen willen ze, zo is de losvaste afspraak, concretiseren in kunstwerken die ze ook zullen laten zien, liefst in Leeuwarden. Er zijn al contacten gelegd met de directie van het Fries Museum over het gebruik van de Kanselarij, die als verreweg de beste expositieplaats in de stad wordt beschouwd.

(Artikel van Symen Kingma in de Leeuwarder Courant van 28-9-1990)