De tweede blokkade wil ik aanduiden als het principe van ‘de gekoesterde miskenning’. Het valt mij bij Friezen op, dat de mate van hun Fries-zinnigheid vaak gelijk opgaat met een zeker welbehagen in de achterstelling die men van niet-Friezen ondervindt. Friezen hebben ook de neiging om zich niet echt gelukkig te voelen met datgene wat hun het meest dierbaar is: hun eigen taal. Het valt mij op dat de liefde voor hun eigen taal tegenover buitenstaanders vaak gepaard gaat met een moeilijk te benoemen gevoel van schaamte gemengd met irritatie. Hoe misplaatst dit gevoel ook mag zijn, het spreken van de eigen taal wordt door een Fries kennelijk niet ervaren als iets wat bij niet-Friezen erg chique overkomt. Het is ook niet wat je zou kunnen noemen: het beschavingsideaal van een elitaire cultuur. Gelukkig maar, zult u zeggen, maar wat is het dan wel? In dit onbestemde gevoel lijkt vaak iets schuil te gaan van gemor, van een vreemd geborrel, een gesmoorde of diep naar binnen geslagen agressie, wie zal het zeggen? Misschien zit daar wel een onuitputtelijke bron van energie, een grote gasbel diep in de bodem van de Friese ziel. Iedereen weet dat die gasbel daar zit, maar niemand weet hem aan te boren. Sterker nog, geen buitenstaander mag daar aanspraak op maken.
( Fragment uit het boek ‘De Friese schaamte’)
Het boek verschijnt op 25 oktober, maar u kunt er nu al op intekenen. ZIE OP DE SITE VAN UITGEVERIJ WIJDEMEER