Just the Jealous Guy

De geboortegolver doen een indringende leeservaring op met de demoraliserende verwerking va de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens word hun in aan aantal romans en non-fictiewerken ingeprent dat de utopie van de jaren zestig, de bevrijding van het menselijke bestaan op alle denkbare niveaus, is mislukt. Bovendien is er dan nog de confrontatie met het ideologische falen van het ‘reëel bestaande socialisme’…

Aldus Ronald Havenaar in zijn Babyboomboek (2015). Naarmate het boek het einde nadert wordt zijn betoog allengs somberder. Het beeld formeert zich van een generatie met een schizofreen levensgevoel, enerzijds getekend door de verwerking van de morele deceptie van de oorlog die hen door de vorige generatie in boeken wordt aangedragen, anderzijds is het juist dat oorlogsverleden, dat zij niet uit eigen ervaring kenden, de aanjager geweest van een progressieve utopie die zij uiteindelijk voor hun ogen zagen verpulveren. In een land dat na de oorlog moreel geknakt was kwamen zij in een wereld en werkelijkheid terecht die alles leek te beloven maar uiteindelijk niets kon waarmaken.

Een grote deceptie over de gevolgen van de emancipatie werd uituindelijk hun deel. De bevrijding van de seksualiteit leidde niet zelden tot gebroken huwelijken en gevoelens van verlatenheid. De babyboomers zijn daarom in de ogen van Havenaar een generatie van zowel bevrijding en verval. Het theoretisch fundament van vooruitgangsgeloof bleek niet te deugen. Het beeld van de babyboomers als ‘de protestgeneratie’ is volgens Havenaar dan ook een grove versimpeling. Hij zet zich af tegen het beeld dat Hans Righart en James Kennedy van de jaren zestig hebben geschetst, respectievelijk in hun boeken De eindeloze jaren zestig, geschiedenis van een generatieconflict en Nieuw Babylon in aanbouw Nederland in de jaren zestig. Beide boeken verschenen in het midden van de jaren negentig, toen de historische evaluatie van de jaren zestig op gang kwam.

Slide1

Wat voor Havenaar overblijft is het beeld van een stuurloze generatie. Jammer alleen dat hij niet met tegenargumenten komt die de stellingen van Righart (‘de wereldwijde massamedia als causa causans van the sixties’) en Kennedy (‘de regenten en volksopvoeders van de jaren vijftig als wegbereiders van de opstandige babyboomers) kunnen corrigeren. Popmuziek heeft wellicht meer nog dan boeken de revolte van de jaren zestig teweeg gebracht, in ieder geval verspreid. En de zorgzame pedagogische sfeer van de jaren vijftig heeft de loper uitgelegd voor de anti-autoritaire babyboomers. Die conclusies worden door Havenaar niet aangevochten, laat staan weerlegd

Klopt het sombere beeld dat hij er voor in de plaats zet? Ja en nee. Maar laat ik eerst bij mezelf beginnen. Als je iets verkeerd beweert over de babyboomers, staan er altijd een paar rode kemphanen klaar om je kapittelen. Dat heb ik in het verleden zelf mogen ondervinden. (zie mijn blog De oorlog van de babyboomers) Over the sixties niets dan goeds. Wat wil je ook? De bestemming van menig Provo-sympathisant en Maagdenhuis-bezetter was uiteindelijk een goedbetaalde baan. Dat gold ook voor ondergetekende.

De ‘gang door de instituties’ leidde voor menigeen naar een waardevast pensioen dat voor de generaties na de babyboomers geen vanzelfsprekendheid meer is. Dus helemaal oneens ben ik het met de conclusies van Ronald Havenaar zeker niet. Alleen is het beeld dat hij uiteindelijk schetst mij toch iets te eenzijdig. Ik zou niet willen spreken van een stuurloze generatie, maar eerder van een stuurloze generatie die te veel wilde sturen. Met name de links georiënteerde babyboomers hadden daar nog al eens last van. En zij zetten de toon.

Wie was niet links in die tijd? Als student las je De Volkskrant en Vrij Nederland. Je deed mee aan demonstraties. Je stemde op zijn minst PvdA en je las boeken van en over Marx en Marcuse, want dat deed iedereen om je heen. Veel babyboomers waren in dat opzicht heel conformistisch. Door links te zijn telde je mee. Links was the incrowd en daar wilde je bij horen. The incrowd was ook een soort sekte. Het was ‘De linkse kerk’ zoals de babyboomer en voormalig marxist Pim Fortuyn die sekte later zou gaan noemen. Het was het netwerk van ongedefinieerde relaties dat na de jaren zestig als een sluier over ‘de verweesde samenleving’ lag. In diepste zin had Fortuyn gelijk, zeker wat de babyboomers en dus ook hemzelf betrof.

Havenaar heeft heeft in zijn Babyboomboek 36 boeken geselecteerd die babyboomers (de geboortegolf van 1945-1955) lazen. Aan de hand van deze boeken, zo lees ik op de achterflap…. ‘schetst Havenaar een generatie, een tijdsgewricht en een mentaliteit in thema’s als beklemming, illusie, bevrijding en verval. De lezer van dit boek leert zesendertig elementaire Nederlandse fictie- en nonfictiewerken beter kennen, maar vooral ook: zichzelf en zijn tijd of die van zijn ouders.’

4 april, 1980(3)0001

4 april, 1lichttttttttt

De 36 boeken die Ronald Havenaar koos voor zijn Babyboomboek

Het lezen van Babyboomboek van Ronald Havenaar wierp mij terug in een tijd die in mijn geheugen diep verborgen ligt. Zo af en toe schoot een herinnering naar boven. Ik weet niet of dat de bedoeling was van dit boek, maar het gebeurt. Havenaar spreekt over de ervaringen die de babyboomers bij het lezen van boeken opdeden. Maar dat zijn lang niet altijd ook mijn ervaringen. Bij mij zijn het eerder onwillekeurige herinneringen die nu onbedoeld worden opgeroepen. 

Eind jaren negentig ben ik begonnen om mijn herinneringen aan de jaren zestig op papier te zetten. Al in die tijd had ik mij zelf al eens voorgenomen om twaalf boeken te gaan herlezen, die ik voor het eerst las in hoogste klassen van de middelbare school. In de periode dus van 1964 tot 1966, tussen mijn zestiende en achttiende jaar.  Door het herlezen van die boeken, zo had ik bedacht, zouden de herinneringen uit die wonderlijke tijd wat makkelijker bij mij bovenkomen. Bovendien zou ik op deze wijze mijn eigen gedachten van nu kunnen spiegelen aan die van toen. Wie de nadagen van het Rijke Roomse Leven nog heeft gekend, weet als geen ander wat nostalgie is. De proces van radicale secularisering dat zich in de afgelopen decennia in Nederland heeft voltrokken heeft bij menigeen van mijn generatie een gevoel van leegte achtergelaten.

Dat gevoel stak al kort na de jaren zestig de kop op. ‘In de kou’, zo noemden Michel van der Plas en Godfried Bomans hun zoektocht naar hun Roomse jeugd. Nostalgie alleen, daar koop je niks voor. Je moet er wat mee doen. Hoe dan ook, de lijst van de twaalf geselecteerde boeken die ik in die tijd heb gelezen, ziet – in willekeurige volgorde – als volgt uit.

Françoise Sagan, Bonjour tristesse
Simon Vestdijk, Het glinsterend pantser
Marnix Gijsen, Telemachus in het dorp
François Mauriac, De adderkluwen
Harry Mulisch, Het stenen bruidsbed
Jan Wolkers, De hond met de blauwe tong
Anna Blaman, Vrouw en vriend
Albert Camus, De vreemdeling
Albert Camus, De val
Albert Camus, De mens in opstand
Albert Camus, De mythe van Sisyphus
Louis Couperus, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan

CIMG2997wwwwwwwww

Van het systematisch herlezen van deze twaalf boeken is destijds niet zoveel terechtgekomen, maar helemaal gestrand is dit voornemen niet. Zo verscheen in december 1999 het verhaal Het was in Nevers in het toenmalige Friese literaire tijdschrift Trotwaer. In dit verhaal stond het boek De mens in opstand van Albert Camus centraal. Eindredacteur Jan Pieter Janzen moedigde me aan om hiermee door te gaan, zodat in april 2001 wederom in Trotwaer, een verhaal verscheen, nu met de titel: Een verhaal zonder wind of wolken. Hierbij ging het om Telemachus in het dorp van Marnix Gijsen. Delen van dit verhaal heb ik verwerkt in mijn bijdrage aan het boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose. Ook Gijsen keek terug op zijn katholieke jeugd en de wijze waarop hij dat deed veroorzaakte bij mij een soort Droste-effect. Telemachus in het dorp wordt tegenwoordig niet of nauwelijks meer gelezen, maar voor mij is dit boek nog altijd het prototype voor het literair verwerken van roomse jeugdherinneringen. Zelfs de bedevaart naar Lourdes komt in dit boek uitgebroeid aan de orde. Op een tragikomische wijze, dat wel.

Een paar jaar geleden heb ik besloten met opnieuw van start te gaan met het herlezen van mijn eigen 12 babyboom-boeken. Ik werd toen in mijn voornemen gesterkt toen ik De mens als vreemdeling van Lolle Nauta herlas. Dat is een wonderlijk boek, de dissertatie van Nauta, verschenen in 1960. ‘Een wijsgerig onderzoek naar de antropologische en religieuze betekenis van het probleem der absurditeit en de figuur van de vreemdeling in de moderne literatuur’, zo luide de wat ingewikkelde ondertitel van dit proefschrift. Lolle Nauta wilde weten waarom hij door het lezen van bepaalde boeken veranderd was als mens. Hij wees op een crisis in de westerse cultuur die niet los is te denken van een algemene crisis van het christendom. Die crisis was tot uiting gekomen in de
 boeken van Camus (vooral De vreemdeling), Malraux en Kafka maar ook in Het Uur U van Nijhof en daarnaast in The 
Cocktail Party, Der Idiot, The Outsider en En Attendant Godot.

In feite wilde Nauta hetzelfde weten als ik. Ik wilde een antwoord op de vraag hoe ik de boeken heb ervaren die bepalend zijn geweest in een beslissende periode van mijn leven. Ik wilde weten hoe die boeken mijn leven en denken hebben veranderd in die gevoelige levensfase waarin je de gave verliest om de dingen te zien zoals ze niet zijn. En tegelijk wilde ik weten welke herinneringen er komen bovendrijven als ik die boeken na vijftig jaar herlees. Lolle Nauta Nauta las de boeken die hij in zijn dissertatie bespreekt, al in de jaren vijftig. Ik las ze dus voor het eerst in de periode 1964-1966. Dat waren de nadagen van het existentialisme, maar het was ook de vooravond van de grote verandering, de secularisering, het wonderlijke snelle sterven van het katholicisme in Nederland.

4 april, 1980(3)0001

Boekbespreking (4 pagina’s) uit 1965:  ‘Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan’ van Louis Couperus.

Het bijzondere is dat ik van drie van de twaalf boeken nog een handgeschreven boekbespreking in mijn bezit heb, die ik schreef in het schooljaar 1964-1965, in de vijfde klas van het IG. Pater Arnold Janssen S.J. (met dubbel s) gaf destijds Nederlands op het Ig en had me aan het lezen gebracht. Hij kon bevlogen vertellen over eigentijdse schrijvers. In de boekenkast op zijn kamer in het patershuis stonden zowat alle boeken van Wolkers, Reve, Mulisch, Hermans, Blaman…noem maar op. Hij was ook de officiële ‘adviseur’ van het schoolblad De Harpoen, in welke hoedanigheid hij bij de redactievergaderingen een oogje in het zeil moest houden. Pater Janssen had progressieve ideeën, ging al gauw een grijs pak dragen en was ook een van de eerste paters die uittrad, in het voorjaar van 1966. Later is hij leraar Nederlands geworden aan een middelbare school in Haarlem, zo heb ik me wel eens laten vertellen.

Van alle twaalf boeken die ik had uitgekozen, bezit ik nog het oorspronkelijke exemplaar dat ik kocht in de periode ’64-’66. Op sommige pagina’s zijn potloodstrepen aangebracht. Een enkele pagina is er zelfs uitgescheurd. Dat laatste is natuurlijk extra spannend. Wat stond er op die ontbrekende pagina? En waarom moest hij eruit? Ik ga proberen zoveel mogelijk fysiek contact te krijgen met deze boeken. Ik wil weten hoe ze ruiken en hoe ze in al die jaren verkleurd zijn. Ik wil de bruine vlekken zien die op sommige pagina’s zijn ontstaan. Waar kocht ik ze? Waarom? Waarom moet ik ze zonodig lezen? Ik wil de stemmen horen uit al die twaalf boeken en ze opnieuw ten gehore brengen in een brede samenzang, een symfonie van mijn eigen verleden, de tijd dat ik zo krampachtig pogingen deed om de grote wereld om me heen met mijn verstand te doorgronden, zonder me voetstoots uit te leveren aan het onvolwassen verlangen volwassen te zijn.

Ik wilde die boeken confronteren met de diepste krochten van mijn geheugen en van daaruit een golf van onwillekeurige herinneringen naar boven laten komen. Zoals een geur je kan wakker roepen, het geluid van een kerkklok in de verte. Er is iets dat overleeft na de dood van God:  het blinde instinct van mededogen dat in de wereld van vandaag is ondergesneeuwd. Ik widel het in mijn geheugen laten terugkeren, zoals Proust dat mocht ervaren bij de smaak van zijn madeleine.

A la recherche du livre perdu, dat zou het doel zijn waarnaar ik streefde. Ik wilde terug naar het eerste begin. De eerste drie boeken op de lijst – van Sagan, Vestdijk en Gijsen – kocht ik  op een woensdagmiddag, in december 1964, in de Bruna-boekwinkel in de Kalverstraat in Amsterdam. De mens in opstand kocht ik in de boekhandel in de Banstraat in Amsterdam-Zuid. Dat was in juni 1965. Ik zag het daar in de etalage liggen en was meteen verliefd op het omslag. En vooral ook die prachtige foto van Camus op de achterflap. Ik heb het boek toen mee op vakantie genomen. Ik reisde dat jaar met mijn ouders zes weken lang door Frankrijk en Spanje. Op elke camping las ik een hoofdstuk.

Slide1

Dat ik dit boek in de Banstraat kocht, was niet zo vreemd. Van april 1964 tot september 1965 was het Ignatiuscollege ondergebracht in de voormalige Jacobusschool. In de hoofdvestiging aan de Pieter de Hoochstraat was de verbouwing begonnen en dat zou ruim een jaar gaan duren. Het schoolgebouw in de Banstraat bevond zich direct achter de Obrechtkerk en vanuit de lokalen aan de achterkant keek je daar ook op uit.  En dan…. weer zo’n proustiaanse herinnering…. Op 16 maart 1965 gebeurde er iets merkwaardigs in de Banstraat. Al een tijdje stond daar een verhuiswagen van de Firma Wed. Sauer.

 Schermafbeelding 2015-08-12 om 19.16.35

Banstraat in de jaren zestig. In het midden de etalage van Boekhandel Atheneum. Linksonder de verhuiswagen van Wed. Sauer. (Foto: Stadsarchief Amsterdam)

Deze verhuiswagen was buiten gebruik en was langzaam in verval geraakt. Elke dag werd hij een stukje meer gesloopt van de carrosserie. Er raakte een wiel los en op een gegeven moment probeerden een groepje schoolgenoten of je de wagen ook kon laten wankelen. Dat lukte wonderwel, zodat hij bijna kantelde. Een verschrikte pater Mercx S.J. heeft toen erger kunnen voorkomen door kordaat in te grijpen. De schuldigen werden zwaar gestraft, maar  in het eerstvolgende nummer van het schoolblad De Harpoen werd in de rubriek Kroniek Banstraat verslag gedaan van het gebeuren. Kort tevoren was ik toegetreden tot de redactie van De Harpoen, eerst als illustrator en weldra ook als redacteur. Van de spectaculaire verkrachting van ‘de oude weduwe’ tekende ik een cartoon.

4-april-19803000114

 Waar ik de overige boeken heb gekocht weet ik niet meer. Mogelijk in een boekhandel in de Watergraafsmeer, bijvoorbeeld die op het Christiaan Huygensplein, bij Boekhandel Jan Haverman, waar ik destijds vaak kwam, naast de Slijterij Gall & Gall en Modehuis Loman, waar mijn moeder haar kleren kocht, en tegenover de speelgoedwinkel aan de overkant. Daar, in die boekwinkel, waar tegenwoordig een AKO-filiaal is gevestigd, wilde ik gaan zien wat ik destijds dacht. lk wilde het opnieuw beleven. Ik zou ze allemaal gaan bezoeken, al die locaties waar ik mijn boeken kocht, om ze opnieuw te bezien, heimelijk als een misdadiger die terugkeert naar zijn ‘plaats delict’. Ik wilde weten wat ik destijds wilde weten. Ik wilde achterhalen wat ik vergeten was.

Schermafbeelding 2015-08-12 om 15.27.56

Christiaan Huygensplein in de jaren zestig (foto Stadsarchief Amsterdam)

Wonderlijk genoeg zit onder die 36 boeken van Havenaar geen enkele van de 12 die ik als babyboomer geselecteerd heb. Van de 36 van Havenaar heb ik er zelf 21 gelezen en ook nu nog in mijn boekenkast staan. In die zin is zijn lijst wellicht redelijk representatief voor de gemiddelde babyboomer. En toch kon ik met mijn selectie beter uit de voeten. Als ik er nu op terugzie verschilde de opzet van Havenaars Babbyboom-boek duidelijk met mijn eigen project. Het ging mij om de reconstructie van mijn eigen leeservaringen destijds, het oproepen van herinneringen en het nagaan hoe deze boeken mij hebben veranderd en niet dé babyboomer, zo die al bestaat. Het zou voor mij primair een persoonlijke zoektocht worden en niet een proeve van mentaliteitsgeschiedenis. Toen ik mijn plan destijds bekend maakte aan de schrijver Josse de Haan (1941-2020) , mailde hij mij het volgende over het  Havenaars Babyboom-boek  dat hij – toevallig –  ook net had gelezen:

‘ Havenaar moest zich ontworstelen aan een streng gereformeerde omgeving – en denkt nu dat elk dat moest – en jij hebt als achtergrond je RK- wereld. Ik had geen belemmering van religies of wat dan ook. Daardoor las ik Havenaars boek met stijgende verbazing – hij las totaal anders dan ik over die tijd, omdat zijn wereld anders was. Jij zal nu neem ik aan jouw achtergrond als uitgangspunt nemen (direct of indirect) en dat is voor mij interessant, want op die manier krijgen we 3 soorten werelden met de constante van een aantal boeken uit die tijd – en die tijd. Schrijf ze, en struin rond in die ‘oude’ werelden, letterlijk en figuurlijk.’

Josse stuurde mij toen ook  een reactie die hij geschreven had op een artikel in De Groene, waarin verwezen wordt naar Babyboomboek van Ronald Havenaar.

Schermafbeelding 2015-08-14 om 20.55.53

DE GROTE DRIE

 In De Groene van 6 augustus 2015 schrijft Joost de Vries over De Grote Drie in Letterenland – Mulisch, Hermans, Van het Reve. Als lezer, als schrijver, als neerlandicus en als lesgever op een RSG vond ik veel meer schrijvers na ’45 belangrijk. Toch is de analyse van De Vries interessant, omdat deze aangeeft hoe de literatuur aan waarde (belangstelling) heeft ingeboet.

   Literatuurikonen zijn vervangen door TV-mannetjes en –vrouwtjes die meestal discussie en kritiek vermijden, ook vaak zelf weinig hebben te melden. In de ogen van De Vries zijn schrijvers als De Grote Drie niet meer de maat der dingen zoals voorheen het geval leek. Als bewijs voor dit verschil tussen nu en de tijd van De Grote Drie haalt De Vries het boek Babyboomboek van Ronald Havenaar aan (Van Oorschot, 2015). Ik denk dat dit boek geen objectief beeld geeft van de babyboomers.

   Ik ben net geen babyboomer, geboren in 1941, maar toch denk ik genoeg van die generatie te weten, aangezien ook ik in de jaren vijftig en zestig ben gevormd – actief in de maatschappij en passief door te lezen zoals Havenaar deed.

   De ondertitel van het Babyboomboek luidt: ‘Wat ze lazen, wat hen vormde, hoe ze dachten’. Volgens mij moet dat zijn: ‘Wat ik las, wat mij vormde, wat ik dacht’. Havenaar generaliseert, waar zijn keus van 18 romans (fictie) en 18 non-fictie boeken een toevallige is. Op die keus stoelt hij zijn theorie.

   Voor hetzelfde doel kan ik willekeurig 36 andere boeken (fictie en non-fictie) uit dezelfde periode kiezen die ook belangrijk waren, en informatie geven over dezelfde jaren – ook een theorie beschrijven, die haaks op die van Havenaar staat.

   De Vries neemt van Havenaar over: ‘De geboortegolvers verkeerden tussen bevrijding en beklemming, wat een verscheurd wereldbeeld opleverde’. Ook hier zou de eerste persoon enkelvoud gebruikt moeten worden. De Vries: ‘Havenaar onderzoekt dit wereldbeeld aan de hand van 36 boeken die voor hem, en met hem veel generatiegenoten, doorslaggevend waren’.

   Wat mij het meest stoort is het gebruik van literaire werken als non-fictionele producten, waarbij een gebrek aan literaire kennis en methode buitengewoon irritante uitspraken opleveren. Alsof al die 18 literaire werken autobiografisch-politieke ontboezemingen zijn. De meeste ontwikkelde babyboomers lazen literatuur als literatuur, niet als morele of therapeutische boodschappen.

   De laatste twee zinnen in Havenaars boek luiden: ‘De babyboomers moesten het doen zonder vast kompas. Een verwarrende combinatie van leeservaringen maakte hen tot een stuurloze generatie’ (…).

   Volgens mij heeft Havenaar bij zijn theorie 36 boeken gezocht die deze moesten staven. Zelfs dat is niet helemaal gelukt. Om Havenaars leeservaringen (zijn theorie) als uitgangspunt voor een tijdsgewricht (De Vries) te nemen is te eenzijdig subjectief.

Josse de Haan, schrijver (Friestalig), HENDAYE, Frankrijk.

Zo te zien was Josse weer eens in de contramine. En dat terwijl hij zelf niet eens een babyboomer was. Hij was al in 1941 geboren en kon zich de bevrijding nog herinneren. Afscheid van God hoefde hij ook niet te nemen, want daar had hij nooit in geloofd. Nogmaals, voor mij stond het lezen in de vroege jaren zestig primair in het teken van dat afscheid van God. Dat afscheid was grotendeels al voltooid in de boeken die ik las, maar zelf was ik er nog volop mee bezig. Lezen betekende voor mij op zoek gaan naar een God die na de oorlog voor velen uiteindelijk geheel achter de horizon verdween.

Maar God kun je ook zoeken door hem te verlaten. Dat was was ook precies wat er in de jaren zestig gebeurde bij veel mensen van mijn generatie – in ieder geval met mij –  en wat ik niet terugvond in het Babyboom-boek. Ik kan me ook niet of nauwelijks vinden in ‘het wereldbeeld van de babyboomer’ zoals Ronald Havenaar dat heeft geschetst. Misschien ben ik wel geen echte babyboomer. Misschien ben ik alleen maar jaloers op voorgaande generaties die echt iets hebben meegemaakt. Babyboomers hebben eigenlijk helemaal niets meegemaakt, alleen die rare jaren zestig waarover ze hun leven lang maar blijven ouwehoeren.

En misschien heb ik ook helemaal geen wereldbeeld. Maar het meest waarschijnlijk lijkt me toch dat ‘het wereldbeeld’ van ‘de babyboomer’, waarnaar Havenaar in al die boeken die hij koos zo naarstig op zoek is gegaan, helemaal niet bestaat.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)