De transformatie van het sacrale

Jaren geleden zag ik een merkwaardige documentaire op National Geographic: Sleeping beauties; the incorrupt. Het ging over dit raadselachtige fenomeen dat de lijken van sommige heiligen niet vergaan. Ze zijn ooit ongeschonden opgegraven en in glazen sarcofagen in allerlei kerken in Europa uitgestald. Sommigen zijn al eeuwen oud, anderen van meer recente datum. De meeste beroemde is natuurlijk Bernadette Soubirous (1844-1879), wier lichaam ruim een eeuw na haar dood nog in goede staat verkeert. Ze staat sinds tijden op nummer 1 in de ‘Top 10 of Incorrupt Corpses.’ Haar lelieblanke gelaat is nog altijd in Nevers te bewonderen. Ze ligt daar als Sneeuwwitje die wacht om ooit door een prins te worden wakker gekust. Ik ben er ooit eens geweest, op weg naar Lourdes.

Wetenschappers hebben gezocht naar verklaringen. Zo is er natuurlijk de techniek van het balsemen, waar men in de negentiende eeuw zeer bedreven in raakte. Het bloed wordt dan uit het lijk weggepompt en vervangen door een balsemvloeistof die het hele lichaam conserveert. Het balsemen laat het spoor na van een incisie in de hals. Maar er zijn ook andere verklaringen mogelijk, zoals ‘natuurlijke mummificatie’ door uitzonderlijke klimatologische of geologische omstandigheden (het Wiuwert-fenomeen). Het lijk droogt dan op een natuurlijke wijze geheel uit en zal hooguit wat gaan verschrompelen. En derde verklaring is het fenomeen van ‘verzeping’. In dat geval zetten de natuurlijke lichaamsvetten zich spontaan om in een soort zeep en krijgt het lijk een ‘was-achtig’ aanzien.

Het lijk van Bernadette is veruit het meest spectaculair, omdat het geheel ongeschonden lijkt. Volgens de overlevering is hier niet sprake geweest van balsemen, wat haast niet voor te stellen is, maar er schijnen bewijzen te zijn. ‘Verzeping’ is dus de meest plausibele oorzaak, wat ook het ‘was-achtig’ karakter van het gezicht verklaart. “Poupée de cire’, zo heb ik Bernadette genoemd in mijn verhaal Het was in Nevers. Hoewel de documentaire over ‘de onvergankelijken’ op wetenschappelijk onderzoek was gebaseerd, bleef één vraag onbesproken. Hoe is het te verklaren dat het vaak de lijken van heiligen zijn die spontaan gaan verzepen?

De macabere fascinatie voor de erotiek van een dood vrouwenlichaam was eigen aan de negentiende eeuw. Niet alleen in de literatuur kwam die fascinatie tot uiting, maar ook in de medische wetenschap. Het medisch onderwijs maakte in toenemende mate gebruik van anatomische demonstraties aan de hand van lijkschouwingen op vrouwenlichamen. Het vrouwenlichaam was in die tijd een ‘duister continent’ beladen met allerlei mystieke en necrofiele connotaties. Dit blijkt onder meer uit de wasmodellen die in de negentiende eeuw voor didactische doeleinden werden vervaardigd. Deze waren vaak uitgesproken erotisch en met sieraden opgesmukt  De overeenkomst tussen het ‘verzeepte’ (of gemummificeerde) lichaam van Bernadette en dit soort medische modellen kan geen toeval zijn. Beide wijzen op een necrofiele onderstroom die in de Romantiek aanwezig was.

Tegenwoordig worden de wonderbaarlijke genezingen in Lourdes vrij algemeen als een vorm van bijgeloof beschouwd, thuis horend tussen huilende Madonnabeelden en andere hysterische uitwassen van volksgeloof. Maar in de negentiende eeuw lag dat anders. De genezingen van Lourdes werden serieus genomen ook door een deel van de medische wetenschap. Sterker nog, het ontstaan van het fenomeen Lourdes was een reactie op het overtrokken zelfvertrouwen van het negentiende eeuwse positivisme en materialisme. ‘Ohne Kohlstoff keine Gedanken,’ zo luidde de materialistische mantra, maar haaks daarop stond het besef dat materie en geest meer onderlinge verbanden hadden dan het verstand kon bevroeden.

Het mesmerisme had al rond 1800 onverklaarbare verbanden tussen lichaam en geest aan het licht gebracht. Maar de groeiende kloof tussen natuurwetenschap en geesteswetenschap was het drama dat zich juist in de negentiende eeuw voltrok. Dat leidde overigens niet tot een verwerping van het bovennatuurlijke. Integendeel, het ontstaan van de psychoanalyse rond 1900 was schatplichtig aan de fascinatie voor de vroeg-moderne vormen van religieuze extase en alles wat daarmee in het lichaam zelf gepaard kon gaan. Jung bijvoorbeeld nam het spiritisme aanvankelijk zeer serieus. Er werd rond 1900 heel wat gespeculeerd over het rijk van de geest dat het lichaam kan transformeren en dus ook genezen.

De transformatie van het zelf door toedoen van het bovennatuurlijke, dat was iets wat men niet begreep, maar waar men wel belang aan hechtte. Patiënten kunnen zichzelf in de omgeving van bedevaartgangers omvormen tot een nieuwe identiteit, een nieuwe persoonlijkheid, een proces dat ingrijpende veranderingen in het lichaam teweeg kan brengen. Zelfs verlammingen kunnen op deze wijze worden doorbroken. Gezwellen kunnen verschrompelen. Een zieke verandert plotseling van een passief object van medische aandacht in een lijdende, maar intens levende mens die verlossing zoekt.

Het lijden heeft ook een positieve waarde. Dat is de verborgen en vaak vergeten boodschap van Lourdes. Het is niet alleen een religieus heiligdom met een genezende bron, die een heidense voorgeschiedenis kent, maar ook een collectief ervaren krachtbron van spirituele lichaamsbeleving. Het katholicisme heeft aan het lichaam altijd grote waarde gehecht. Niet voor niets zal de opstanding na het Laatste Oordeel plaatsvinden in een hernieuwd lichaam, met een hernieuwd hart.

In 2007 verscheen Het vergeten seizoen van de Vlaamse schrijver Peter Delpeut. Het gaat niet over Lourdes en ook niet over Bernadette, maar over Dora Visser (1819-1876). Zij was een tijdgenote van Bernadette Soubirous en leefde in het dorpje Olburgen aan de IJssel. Daar ligt ze ook begraven. Zij kreeg geen verschijningen van Maria, maar ontving wel de zogeheten stigmata – de wonden van Christus – nadat ze ernstig ziek was geworden na de trap van een koe in haar lies. De sfeer van het boek doet af en toe wat aan de novelle  Leafdedea van Homme Earnstma denken. Ook daarin speelt Maria een rol, maar dan in een surrealistisch visioen.

Het is de tijd van de opkomende industrialisatie, waarbij ook in Nederland de spoorwegen werden aangelegd. In de filosofie was een strijd gaande tussen positivisme en idealisme. Het was Kant versus Comte. Daarnaast kwam in Nederland in 1853 het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie tot stand, wat een golf van antipapisme teweeg bracht. Bovendien was het jaar 1850 voor de Rooms-katholieke Kerk ook een heilig jaar geweest, waarin door de paus het Maria-dogma van de Onbevlekte Ontvangenis werd afgekondigd.

Kortom, het was het mysterie tegen de ratio en dat is ook het eigenlijke onderwerp van boek van Delpeut. Hij heeft zich niet alleen door het verhaal van Dora Visser laten inspireren, maar ook door tijdgenoten van haar zoals de Belgische Anne Louise Lateau (1850-1885) en Anna Catherina Emmerich (1774-1824) die beiden ook de stigmata vertoonden. Het knappe van het boek van Delpeut is dat hij een fenomeen, waar hij zelf niet in gelooft, toch volledig geloofwaardig weet te maken.

‘God is geen scheikunde. Jullie spotten met de zuiverste waarden van het geloof.’ Dat zegt de hoofdpersoon Lidia tegen de dokter en de pastoor, die samen het bedrog van haar stigmata willen ontmaskeren. Maar ondanks alle uiterlijkheden, waarin dit geloof is vastgelopen, gaat het drama gewoon door waar dit geloof een weerslag van is. Christus wordt zelfs opnieuw gekruisigd voor de gelovige dorpelingen die van geen twijfel willen weten.

De mogelijkheid is niet ondenkbaar dat Dora uit Oldburgen aan de IJssel een nieuwe Nederlandse Bernadette gaat worden. Lourdes aan de IJssel, als we dat nog eens mee mogen maken. Het officiële proces tot zaligverklaring van deze zieneres, werd in 2005 opgestart. Bij zo’n officieel proces tot zaligverklaring gaat men in Rome overigens niet over één nacht ijs. Lang niet alle argumenten zijn letterlijk zaligmakend. Het is een trage en uiterst intensieve procedure waarbij de advocaat van de duivel een belangrijke stem in het kapittel heeft. (Voor de letterlijk tekst van de procedure: zie hier).

De zaligverklaring van Titus Brandsma in 1985 had een lange voorgeschiedenis. Meer  dan 16.000 mensen hebben destijds hun handtekening gezet in de Titus Brandsma-kapel in Nijmegen om deze zaligverklaring te ondersteunen. It’s a hell of a job om in deze ontheiligde tijd nog iemand heilig te laten verklaren. Alleen een wonder kan nu nog over de streep trekken.

Maar wie is nog heilig tegenwoordig? Wie wordt er nog vereerd? Fimsterren,  pop- en sportidolen zijn de heiligen van onze tijd. Cruyff werd ooit De Verlosser genoemd. De Amerikaanse zangeres met de veelzeggende naam Madonna werd een moeder van God in levende lijve. Het privé-leven van dit soort megasterren is voor ieder toegankelijk, ook al verkeren ze voortdurend in de stratosfeer van de massamedia. Het verdriet om de dood van prinses Diana in 1995 was voor menig Brit ingrijpender dan het verlies om een naaste en daarmee echter dan echt. In een ijle bovenlaag van de realiteit lijkt zo een nieuw soort ruimte ontstaan, die soms doet denken aan de spirituele ruimte die de middeleeuwse mens deelde met de gemeenschap der heiligen.

De werking van de massamedia roept in de verte herinneringen op aan het mystieke lichaam van Christus, dat niet alleen in elk mens aanwezig zou zijn, maar ook het aardse bestaan zou verbinden met een bovenwereldlijke ruimte. Aan het nieuwe hemelgewelf van roem en glamour worden soms vreemde patronen zichtbaar die tegelijk ook vertrouwde trekken vertonen. De figuur van de hedendaagse heilige of de martelaar van de media.

Ook de graven van deze hedendaagse idolen lenen zich voor nieuwe vormen van pelgrimage (Elvis Presley in Memphis, Jim Morisson op Père Lachaise) alsook de plekken waar geliefde sporthelden op tragische wijze verongelukten (monument van Simpson op de Mont Ventoux en Serra op het circuit van Monza). De magische gedachte achter al deze rituelen is dat de geest van het overleden idool op een of andere wijze verbonden blijft met de plek waar hij stierf of begraven ligt. Deze gedachte is ook te herkennen in de behoefte om een monument op te richten op de plaats van een vliegramp, of een gedenkteken op de plek van een verkeersongeluk.

Tegelijk zijn de traditionele heiligen van de Kerk ingrijpend van gedaante veranderd.  Na verloop van tijd werden ze niet alleen steeds  kinderlijker, maar ook steeds wonderbaarlijker. Sinds de Verlichting kreeg men steeds minder oog voor wat je ‘spirituele irrationaliteit’ zou kunnen noemen:  het magische, het wonderbaarlijke. Het heilige was daar een reactie op. Hoe meer rationaliteit, hoe extremere vormen de heiligheid van een heilige aanneemt. In wezen is dat een proces van inflatie. De katholieke heiligen begonnen wonderlijke fenomenen te vertonen zoals de stigmata (de wonden van Christus) en ‘levatie-verschijnselen’ (het vliegen door de lucht) . Madonnabeelden gingen zelfs bloeden uit hun ogen. In de tijd van de Romantiek werd geprobeerd het tij te keren. Zo kwam in de negentiende eeuw een opleving van Maria-verschijningen die tegelijk op liep met de start van het Rijke Roomse Leven.

Deze anti-moderne heiligheid is inmiddels al weer achter de horizon verdwenen. De jaren zestig hebben de magische vormen van heiligheid weggevaagd. In zijn boek Titus Brandsma, De man Gods uit Bolsward, over heiligenverering vroeger en nu (1998) beweert Henk van Os dat Titus Brandsma ‘een moderne heilige’ was, omdat hij geen middeleeuwse extremiteiten nodig had om zijn heiligheid te bewijzen. Zo kreeg hij stigmata of verschijningen. Hij is ook nooit vliegend boven de torens van Bolsward gesignaleerd. Al ging in 1940 het gerucht rond dat Theresia van Lisieux aan hem verschenen zou zijn. Toen Titus dat hoorde moest hij lachen. Overigens eindigde hij wel als martelaar en dat is voor een heilige nu juist weer heel ouderwets.

Wat is dat eigenlijk, een moderne heilige? Bestaan er wel moderne heiligen? Is heiligheid nog denkbaar zonder het wonderbaarlijke? Moeder Teresa (1910-1997) zou je een ‘moderne heilige’ kunnen noemen, maar zij had toch ook weer zeer middeleeuwse trekjes. Misschien zijn de moderne heiligen wel onzichtbaar. Je hoort ze niet. Ze vliegen niet. Ze doen geen wonderen, maar ze zijn wel onder ons. Het wonderbaarlijke is heel gewoon geworden. Misschien is dat wel de laatste fase in het proces dat Henk van Os ‘de inflatie van de heiligheid’ heeft genoemd.

Heilig is of wordt natuurlijk niet het Madonnabeeld zelf, maar degene die de Madonna ziet wenen. Overigens had Titus Brandsma zelf een bijzondere belangstelling voor dit soort fenomenen. Zo sprak hij persoonlijk met Therese Neumann die een bijzondere, spirituele  relatie had met Theresia van Lisieux. Ze was blind en kreupel, maar toen Theresia van Lisieux in 1923 zalig werd verklaard, kon ze opeens weer zien. Twee jaar later, toen Theresia van Lisueux heilig werd verklaard, kon Therese Neumann opeens weer lopen. Ze kon zelf ook tranen van bloed wenen.

Ook vermeldt Ton Crijnen, de biograaf van Titus Brandsma, het wonderlijke geval van Elisabeth Kolb, die door haar psychiater onder hypnose stigmata kon laten verschijnen. Deze stigmata konden onder hypnose ook weer op bevel verdwijnen. Titus Brandsma interesseerde zich vooral voor de mystieke, inwendige kant van de zaak. Wat zijn de mentale condities die dit soort verschijnselen mogelijk maken? Zijn ze überhaupt nog mogelijk in de onwerkelijke werkelijkheid van de iPhone-wereld waarin wij nu zijn beland.

De Spaanse socioloog Manuel Castells spreekt over de ‘de cultuur van de reële virtualiteit’. Een boodschap kan tegenwoordig alleen nog een rol spelen als hij in de media wordt gecommuniceerd. Onze manier van denken vindt ook steeds meer zijn uitdrukking in de alomtegenwoordige massamedia: “Wij zijn in de media, de media zijn in ons.” De virtuele werkelijkheid van de media gaat steeds meer lijken op de een ervaring die de werkelijkheid overstijgt.

Het heilige is verdwenen sinds alles heilig aan het worden is. De seculariteit verdreef het traditionele heilige, en nu doet de virtualiteit op zijn beurt al het seculiere als sneeuw voor de zon verdwijnen. Het is een wonder bovenwonder. De mensheid is op weg naar een collectieve ten hemel opneming.

***

Op 29 november a.s. is  in Tresoar het symposium ‘Bezeten bruggenbouwer’ Leven en werk van prof. dr. Fokke Sierksma. Er is nog een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Wie belangstelling heeft kan zich opgeven op de site van Tresoar. Zie HIER

Reageren is niet mogelijk.