Work in progress

De mythe van Prometheus wordt vaak gezien als een metafoor voor de hoogmoed van de mens die door zijn almaar voortschrijdende technische verworvenheden – waarvoor hij de kennis van de goden gestolen heeft – de goden wil evenaren, wat tot zijn ondergang leidt. Prometheus wordt immers vastgeketend aan een rots in de Kaukasus, waar hij een prooi wordt voor de arend van Zeus.  Vanuit een jungiaans perspectief kan deze wraakactie van Zeus ook worden geïnterpreteerd als een symbool voor het ego dat zich niet opnieuw weet te verbinden met zijn onbewuste oorsprong na een tijdelijke scheiding. Zo kan Prometheus ook een dreigende psychose symboliseren.

De overtreding van Prometheus tegen de goden zou dan een uiting zijn van ego-inflatie, waarin het ego een sterk gevoel van autonomie en macht ervaart. De daaropvolgende ketening aan de rotsen symboliseert de verwarring en desoriëntatie van het ego, dat te lang afgescheiden is geweest van het onbewuste. Uiteindelijk, wanneer Prometheus wordt gered door Heracles, vertegenwoordigt deze redding de hereniging met het onbewuste. Deze integratie leidt dan tot een verruiming van het bewustzijn en een meer verfijnde en duurzame persoonlijkheid. 

Deze alternatieve interpretatie, die ik voor het eerst tegenkwam in een inleiding in de Griekse mythologie van Scott Leonard and Michael McClure, ligt aan de basis van dit boek over Harry Mulisch. Mijn vertoog over het werk van Mulisch gaat niet alleen over zijn fascinatie voor de almaar voortschrijdende technologie en de rampzalige gevolgen daarvan voor de menselijke beschaving, maar ook over de psychose die Mulisch zelf trof tijdens zijn adolescentie. De invloed die deze vroege psychose heeft gehad op de ontwikkeling van zijn schrijverschap wordt in de Mulisch-receptie nogal eens onderschat.  Wie in een psychose raakt, gaat vaak schrijven, waarbij het proces van het schrijven ongemerkt vanzelf lijkt te gaan.  

Psychose, technologie en de waan van het schijven, dat zijn dan ook de drie hoofdlijnen van dit boek, die samenkomen in de mythe van Prometheus. Die mythe kan ook gezien worden als ‘integrerend des-integratieproces’, een paradoxale synthese van verwonding en genezing die een psychose kan bewerkstelligen, zij het niet altijd. Een psychose kan immers ook een fatale afloop hebben. 

De creatieve impuls die een psychose kan teweegbrengen, heb ik ook zelf in mijn leven op mogen ervaren.  Dit boek wordt dan ook mede een zoektocht naar die vroege ervaringen in mijn eigen leven, waarbij ook de mythe van Prometheus mijn leidraad zal zijn. Die mythe veranderde voor mij van betekenis toen ik bij Mulisch in de spiegel keek, vooral na het herlezen van zijn roman De ontdekking van de hemel. Wat bezielde Mulisch bij het schrijven van deze roman? Wat bezielde Prometheus? Hebben we hem niet altijd verkeerd begrepen? In dit licht bezien zou je de mythe van Prometheus ook als volgt kunnen herschrijven.     

De kilte van de Kaukasus knaagde aan het lichaam Prometheus, maar de ware pijn woedde in zijn ziel. De arend van Zeus kwam en ging, verscheurde zijn lever in een cyclus van straf voor de misdaad dat hij het vuur uit de hemel had gestolen en aan de mensheid geschonken had.  Maar vandaag was die kwelling anders. Prometheus was bevangen geraakt door een ijzingwekkende onrust. De wereld om hem heen vervaagde en maakte plaats voor vreemde hallucinaties en waanideeën  De mensen die ooit  dankbaar waren geweest voor het vuur, verschenen nu  voor zijn geestesoog als groteske figuren met verwrongen gezichten. Zij waren woedend en uitten felle beschuldigingen. Al die stemmen galmden na in zijn oren als een kakofonie van angst en haat.  Eén vraag slechts bleef over in de maalstroom van zijn gedachten.  Was zijn vermetele daad een gave geweest, bedoeld als een bevrijding? Of was het een vloek voor de mensheid geworden? 

Uit de draaikolk van zijn wanen kwam een figuur bovendrijven, geen godheid gehuld in donder en bliksem, maar een vrouw badend in een etherische gloed. Haar ogen straalden met de kalme wijsheid die alleen eeuwen kunnen voortbrengen. “Prometheus,” sprak ze, haar stem als balsem op zijn gekwelde ziel.  “Je lijdt,  gebroken door de last van je daad.” Hij herkende haar niet, maar klampte zich vast aan haar woorden. “Wie ben je?”, vroeg hij, met een stem rauw van de eeuwenlange kwelling.  “Ik ben Metis,” antwoordde ze, “de Titan van de wijsheid, bevrijd om jou te leiden in je misère.” Prometheus werd overspoeld door verwarring.  Metis, die ooit verteerd werd door Zeus…Was zij hier? Hij zag nu ook zelf dat de grens tussen waan en werkelijkheid voor hem volledig verdwenen was. Zijn geest was nu een chaotisch slagveld vol verwrongen waarheden. “Je bent ziek, Prometheus,” vervolgde ze met zachte stem “ Je bent bevangen geraakt door een psychose, een kwelling voor alles wat je denkt en meent te kunnen zien.”

Wanhoop doorboorde de ziel van Prometheus. “Is dit de prijs van de vooruitgang? Heb ik de mensheid verdoemd tot deze vorm van waanzin?”  “Nee,” zei Metis vastberaden, “dit is alleen jouw beproeving.  Je maakt een reis door de diepten van de menselijke geest.  Zoals vuur vernietigt en tegelijk ook creëert , zo kan de geest tot grootse hoogten en afschuwelijke diepten zinken. “Hoe kan ik aan de storm van deze waanzin ontsnappen?”, smeekte Prometheus, wanhopig zoekend naar een vast punt. 

“Door te herinneren,” antwoordde ze, “door de vonk van hoop en creatie in jezelf terug te vinden.” Deze woorden brachten bij Prometheus een vloedgolf van beelden teweeg: de prehistorische duisternis, de angst van de mens, de sensatie van het gestolen vuur, de daaropvolgende vreugde. En midden in die vloedgolf zag hij een troostende waarheid opdoemen. De duisternis in de mens bestond al vóór het vuur, als een oeroud kwaad dat zijn gave niet had gecreëerd, maar slechts had blootgelegd. De mist trok op, zijn hallucinaties vervaagden. De wereld, scherp en koud, keerde terug in zijn geest.

“Je hebt in de afgrond gekeken,” zei Metis met een weemoedige glimlach, “en de duisternis in jezelf onder ogen gezien. Nu kun je helen. Nu kun je de mensheid echt gaan gaan leiden.” En met die woorden loste haar gestalte op in het niets. Prometheus bleef achter,  geketend maar niet gebroken. De psychose was verdreven en vervangen door een dieper begrip. Het vuur was niet alleen licht en warmte geweest, maar ook de vonk van de creatie, de vooruitgang, de evolutie.… De pijn zou blijven, maar hij was niet langer alleen een martelaar.  Hij was Prometheus, de brenger van het vuur en getekend door een psychose, maar daardoor ook gesmeed in wijsheid. Hij zou zijn last dragen en de mensheid, met al zijn duisternis en licht, naar een betere toekomst leiden. 

Luister en huiver:

Reageren is niet mogelijk.