Amsterdam huilt
Wereldwijd ontstond er grote verontwaardiging over wat er gebeurde in Amsterdam na de wedstrijd van Ajax tegen de Israëlische club Maccabi. En terecht. Toch verbaasde het mij dat zelfs gerenommeerde media allerlei vergelijkingen maakten met pogroms uit de Tweede Wereldoorlog, en niet primair een verband legden met het fenomeen ‘hooliganisme’. In mijn leven heb ik heel wat wedstrijden van Ajax live mogen aanschouwen, zelfs uitwedstrijden. Daar ben ik mee opgehouden toen het hooliganisme mij teveel werd. Overigens stond Ajax van oudsher bekend als een ‘jodenclub’. Dat werd door de Ajax-supporters zelfs als een geuzennaam beschouwd omdat het Amsterdamse gogme vooral in het spel van Ajax tot uiting zou komen. Maar bij de uitwedstrijden van Ajax was het anders, dan werden niet zelden de verschrikkelijkste leuzen geroepen door onnozele Ajax-tegenstanders, zoals ‘Hamas, Hamas… Joden aan het gas!
Hoe verschrikkelijk de rellen ook waren in Amsterdam, ik zie dit gebeuren dan ook primair als een doorgeschoten uiting van hooliganisme en niet als een pogrom. Als de vlam eenmaal in de pan slaat, doet iedere hooligan mee, jodenhater of niet. Maar het moet gezegd, het begrip hooliganisme omvat meer dan alleen de rel- en vernielzucht van voetbalvandalen. Een paar jaar geleden schreef ik een blog over het hooliganisme naar aanleiding van het boek Hooligans van Jan Hendrik van den Berg. Dat boek dateert al weer uit 1989, maar in het licht van de huidige gebeurtenissen krijgt het een merkwaardige actualiteit. ‘In dit boek wordt een poging ondernomen oorsprong en ontwikkeling van het hooliganisme in hun betekenis te doorzien,’ zo staat te lezen op de achterflap. Het lijkt me goed om mijn blog van destijds nog maar eens te herhalen.
***
Er zijn maar weinig boeken waarvan je na lezing kunt zeggen dat ze je kijk op de wereld veranderd hebben. Van de meeste boeken weet je ongeveer wel van te voren wat je te wachten staat. Uitzonderingen zijn wat mij betreft op één hand te tellen. Op mijn achttiende jaar las ik De mens in opstand (1951) van Albert Camus. Dat boek gaf me een andere kijk op God. Sterker nog, toen ik dit boek uit had begon ik voor het eerst te twijfelen aan het bestaan van God. En als hij dan toch zou bestaan, dan had ik nog wel een appeltje met hem te schillen. Daarna heb ik heel lang geen boeken gelezen die er echt toe doen.
Ik herinner mij De woorden en de dingen (1966) van Michel Foucault, een boek dat mij een andere kijk gaf op de wijze waarop wij werkelijkheid ervaren, of beter gezegd: op het historisch karakter van die werkelijkheidservaring die iets te maken heeft met een veranderende relatie tussen de woorden en de dingen. Taal structureert ons denken, voelen en gewaarworden, maar we zijn we ons niet of nauwelijks bewust van de wijze waarop de taal met werkelijkheid verweven is en hoe die verwevenheid verandert in de tijd.
Daarna kwam het boek De spektakelmaatschappij (1967) van Guy Debord. Ook dat is een boek dat je bij de lurven pakt. De verhouding tussen tijd en bewustzijn ben ik nadien anders gaan zien, vooral ook de impact die de moderne mediamaatschappij heeft op onze ervaring van tijd.
Een filosofie van de fotografie (1983) van Vilem Flusser was voor mij een boek dat mijn denken totaal op zijn kop zette, omdat de verhouding tussen mens en apparaat in dit boek omgedraaid wordt. Het is niet de mens die het apparaat bestuurt, maar omgekeerd: wij zijn functionarissen in dienst van apparaten.
Een vergelijkbare schokervaring had ik bij het lezen van het boek De verweesde samenleving (1995) van Pim Fortuyn. Mijn kijk op het stroperige karakter van de Nederlandse maatschappij is na het lezen van dit boek ingrijpend veranderd, alsook mijn stemgedrag, hoewel ik nooit op Fortuyn heb gestemd.
En tenslotte, het laatste boek dat ik aan dit rijtje zou willen toevoegen: Hooligans (1989) van Jan Hendrik van den Berg. Ik las het voor het eerst in de afgelopen dagen en ik werd overrompeld door de verbeten tegendraadsheid van het betoog. Het is een boek, dat irriteert, provoceert en dat je toch moet uitlezen omdat het blijft fascineren van begin tot eind. Het is een reactionair boek, misschien wel een rechts boek. In ieder geval zijn veel van de ideeën, die in dit boek naar voren komen, politiek niet correct.
Ik zou graag over dit boek schrijven, maar ik betwijfel of ik daartoe in staat ben. Het moet eerst even zakken, beklijven zoals dat heet. Het rare is dat Hooligans op een of andere manier iets te maken heeft met alle boeken die ik hierboven heb genoemd en die voor mij belangrijk zijn geweest. Eigenlijk gaat het boek helemaal niet over hooligans in de strikte zin van het woord, dat wil zeggen: reltrappende voetbalvandalen, maar over de opkomst van een mentaliteit die Van den Berg aanduidt met de term ‘hooliganisme’.
Wat is hooliganisme?
Wat hier aan de orde komt is de rechtvaardiging van vernietiging, een mentaliteit de in de filosofie voor het eerst zich aandiende bij Hegel, die – zoals vaak vergeten wordt – de aartsvader is geweest van de moderne terreur. Ook de Franse revolutie eindigde in terreur, waarna de erfenis van die revolutie door Napoleon aan Europa met dwang werd opgelegd. Die daad van een groot man die de wereldgeschiedenis kon veranderen, was wat Hegel zo bewonderde. ‘Om omelet te bakken moet je een ei breken.’ zei Lenin.
Dat zeiden ook alle ‘grote mannen’ in de geschiedenis van Alexander de Grote tot Hitler. Maar na Napoleon kwamen de anarchisten die het adagium ‘vernietigen om op te bouwen’ al te letterlijk in praktijk brachten, niet alleen met meedogenloze terreuraanslagen, maar ook door een nieuwe wijze van regeren zoals die in de negentiende eeuw in praktijk werd gebracht door Louis Napoleon (1808-1873), die met een staatsgreep de macht greep, daarna op ‘democratische wijze’ regeerde namens het volk, een onnodige Krimoorlog begon, in Europa en chaos creëerde en uiteindelijk de vakbonden instelde met wettelijk vastgelegd stakingsrecht.
Vrijheid, gelijkheid en broederschap waren de idealen van de Franse revolutie, maar wat er in feite was gebeurd was dat de heiligheid van het gezag was opgeheven nadat de Franse koning was onthoofd. Met deze onthoofding werd niet alleen de koning van zijn hoofd ontdaan, maar ook het koningschap als geheiligd instituut. Het ging er niet om of deze deze specifieke koning goed of slecht regeerde, maar om om het historische feit dat men opeens kon denken dat een koning niet geacht werd onschuldig te kunnen regeren.
Gelijkheid in alle opzichten, dat was voortaan het devies. Maar gelijkheid voor de wet betekent nog niet gelijkheid zonder meer. Juist daar is volgens Van den Berg iets grondig fout gegaan. In plaats van hiërarchie en gezag op basis van ongelijkheid, intelligentie, ras en aanleg, ontstond er een samenleving – met als zijn variëteiten van uiterst links en uiterst rechts – waarin de gelijkheid van de mens in toenemende mate – en uiteindelijk zelfs in alle opzichten – heilig werd verklaard.
Al in de achttiende eeuw had de uitvinding van de machine de oude standenmaatschappij, waarin adel en geestelijkheid hun privileges hadden, onmogelijk gemaakt. De machine had één stand gerealiseerd en maakte de mens in het productieproces steeds meer overbodig. Zo ontstond de ‘arbeider’ en uiteindelijk de ‘werknemer’. Uniformer kon het niet. De geheiligde relatie tussen mens en arbeid is op deze wijze teloorgaan, zoals ook Marx heeft beweerd.
Bovendien kwam al in de achttiende eeuw Rousseau op het onzalige idee dat de mens van nature goed is, wat niet alleen tot de Franse revolutie, maar ook tot de verblinding van de Romantiek heeft geleid met zijn excessieve waardering van authenticiteit, oorspronkelijkheid en individualiteit. Dat was een nieuwe mentaliteit die alleen maar kon uitmonden in anarchisme, terreur en verloedering.
Het beginsel van de al bij de geboorte goede, nobele, onbedorven mens ligt ten grondslag aan het anarchisme, dat in feite zijn schaduwen werpt tot op de dag van vandaag. In de optiek van Van den Berg laat de moderne tijd de geschiedenis zien van een ingrijpende en aanhoudende gezagscrisis die tot steeds meer nivellering heeft geleid. Dat is het fatale proces van het hooliganisme. Ook de democratie, die in het Westen heilig is verklaard, is in feite een product van die ontwikkeling, want ook de democratie is in wezen een schijndemocratie en baseert zich op het foutieve principe dat de totale gelijkheid van de mens iets goeds zou zijn.
Die gelijkheid is en blijft een illusie. Life is not fair. Democratie is dan ook beslist niet volmaakt, hooguit is dit het minst kwade systeem dat er tot nog toe verzonnen is. Maar ook dit systeem kan monsters voortbrengen zoals Amerika met Donald Trump heeft laten zien, en Duitsland destijds in extreme mate met Adolf Hitler. Ook de democratie kan een hooligan baren, die in naam van de massa, die om gelijkheid schreeuwt, zich vervolgens als een monster gaat gedragen.
De totalitaire staat is een wanhopige poging om de structurele en noodzakelijke zwakte van de democratie voor eens en altijd te verdrijven. Maar de duivel wordt dan verdreven met Beëlzebub. Het is een satanisch spel met de hooligans dat telkens opnieuw wordt gespeeld. Alles of niets. Wie niet met mij is is tegen mij. De dood of de gladiolen. En als het nodig is, rammen we er met zijn allen op los.