Gisteren had ik een blog geschreven en toen het klaar was, drukte ik op een verkeerd knopje. Weg was mijn tekst. Voorgoed verdwenen in de peilloze geheugenruimte van het internet. Nu kun je zo’n tekst natuurlijk opnieuw gaan schrijven, maar dan is het resultaat altijd minder. Tenminste, zo ervaar je dat dan. En terwijl ik mijn verlies aan het verwerken was, vroeg ik me af waarom ik eigenlijk elke dag aan het schrijven ben.
Lang heb ik gedacht dat je iets op moet schrijven, als je het wilt onthouden. Veel mensen denken nog altijd dat dit zo is. Zo maken ze aantekeningen van alles en nog wat, doe-lijstjes of zelfs een bucketlist. Anderen houden een dagboek bij om te voorkomen dat ze vergeten wat ze meegemaakt hebben. Zelf heb ik ook jarenlang een dagboek bijgehouden, maar bij het teruglezen merkte ik dat ik vrijwel alles vergeten was, juist omdat ik het had opgeschreven.
Ik durf dan ook met een gerust hart de stelling te poneren, dat mensen dingen niet opschrijven om te onthouden, maar om te vergeten. Zodra iets op papier staat, wordt de inhoud van het genoteerde uit het geheugen gewist. Schrijven is primair een ontlasting van het brein. Letterlijk zelfs. Wie schrijft is aan de schijterij. Door te schrijven worden de mentale ingewanden gereinigd. Wat resteert is het opgeluchte gevoel dat ook een goede stoelgang teweeg kan brengen.
Soms denk ik wel eens dat het schrijven door de mens is uitgevonden vanuit een behoefte om te vergeten. Het geheugen heeft zich niet geformeerd bij de geboorte van het schrift, maar omgekeerd: de eerste schrifttekens waren rituele markeringen die bedoeld waren om een geestelijke inhoud uit het brein te verdrijven. Het schrift is ontstaan uit een diep gevoelde drang om de ‘demonen van de geest’ uit te drijven. Het schrift is dus in wezen een exorcistisch ritueel. Deze magische oorsprong van het schrift lijkt door sommige antropologische ontdekkingen bevestigd te worden. De eerste tekens stonden in dienst van de tovenarij. Het teken zuigt iets van de geest in zich op om een ‘betekenis’ te kunnen worden en als zodanig aan het brein te ontsnappen.
Voordat het eerste teken kon gaan ‘betekenen’, moest er een brug geslagen worden tussen de binnenwereld van de mens en iets dat zich daarbuiten zou bevinden. Of beter gezegd, met iets dat door het betekenen van het teken een ‘buiten’ werd. Een teken slaat geen brug tussen de geest ‘binnen’ en het betekende ‘buiten’, maar de brug zelf is gedeeltelijk ook geest. Het proces van het betekenen is in oorsprong magisch. In het teken wordt iets van de de geest naar buiten geworpen. De act van de taal is een ‘extasis’. Het teken steekt uit in de wereld. De geest komt uit de fles. Tekenen is betekenen, dat wil zeggen: het beheksen van de wereld met taal.
Iets van die magische oorsprong is in oude tekens nog altijd aanwezig. Met dat soort tekens kun je dan ook nu nog magie bedrijven. Door het zetten van een magisch teken op een deur bijvoorbeeld kun je iets geestelijks uit je zelf in het huis van je vijand binnendrijven. Door iemand een briefje mee te geven met runentekens erop kan een vloek over hem of haar worden afgeroepen. Van zo’n vloek kun je je dan alleen nog bevrijden door je van het briefje met de magische tekens te ontdoen. Zo niet, dan zal een demonische kracht jou uiteindelijk vernietigen.
In de film Night of the Demon (1957) speelt dit gegeven een cruciale rol. Het verhaal is simpel. Een Amerikaanse professor bezoekt een congres in Londen dat gaat over paranormale kwesties. Bij aankomst blijkt dat een collega zojuist op raadselachtige wijze is overleden. De Amerikaan komt op het spoor van een mysterieuze sekte die duivels aanbidt en iets met van doen heeft met Stonehenge. Deze sekte schijnt verantwoordelijk te zijn voor meerdere moorden.
Wanneer de professor ontdekt wie de leider van de sekte is, roept deze een vloek over hem af door een stukje perkament met runentekens in zijn papieren te stoppen. De professor realiseert zich dat hij het magische schrift moet kwijtraken en moet terugbezorgen bij de afzender. Alleen op die manier kan hij de vloek nog ontlopen. Dat laatste lukt uiteindelijk met fatale afloop voor de boosdoener die het stukje perkament ziet wegvliegen op een spoorbaan en door toedoen van de demon gruwelijk aan zijn einde komt.
In Night of the Demon draait alles om de magie van het schrift. Toch is deze film niet beroemd geworden door zijn inhoud of betekenis, laat staan door de dreigende demon van papier-maché, maar door de prachtige fotografie. Het woord ‘foto-grafie‘ zegt het al: schrijven met licht. Het is een fascinerend spel van licht-contrasten. Zwart en wit wisselen elkaar voortdurend af in een schildering van licht en duisternis, die als goed en kwaad met elkaar de strijd aangaan. De magie van het schrift wordt hier perfect vertaald in de magie van het celluloid. De tovenarij van het oude medium wordt de inhoud van een nieuw medium. Zo wordt het mysterie van het ‘betekenen’ op een hoger plan getild. Dit is magie in het kwadraat, maar de boodschap blijft dezelfde. Tekens zijn behekst. Zorg dat je ze kwijt raakt.
Je kunt alleen overleven door je van het schrift te ontdoen. Dagboeken kun je dus maar het beste verbranden. Blocnotes met notities moeten zo snel mogelijk in de prullenbak. Aantekeningen moeten verscheurd worden. Zo niet dan blijft de inhoud ergens rondspoken buiten je brein. Alles wat je opschrijft wordt meteen uit je geheugen gewist. Schrijven is vergeten. De oervorm van het schrift bevat een occulte betekenis, een magische inhoud die ooit uit de geest zelf verbannen is. Runentekens bevatten die occulte lading nog steeds, vandaar dat ze nog altijd kwaad kunnen.
Occultisten en heksen gebruiken de kracht van het runenteken voor hun duistere praktijken. Het is een kennis van goed en kwaad die niet voor de mens bestemd is. Die kennis is door de uitvinding van het schrift in de wereld gebracht. Door te gaan schrijven heeft de mens zijn onschuld verloren. Er bestaat een oude Noorse mythe, waarin de held – na een eindeloze zoektocht naar wijsheid – zichzelf negen nachten lang aan de wereldboom ophangt, waarna hij tot het inzicht komt, dat het geheim achter de tekens van het schrift diep in zijn eigen binnenste verborgen zit.
Diep in onszelf slaapt de demon die we al schrijvend uitdrijven. De drol is de duivel. Schrijven is woordkakken. Dit blog schrijf ik niet om iets de onthouden, maar om te vergeten. Schrijven is in feite een inferieure bezigheid. Volgens mij heeft Plato ooit ook zoiets beweerd. Ik heb het nog even gevraagd aan ChatGPT, en ja hoor, het is waar. Lees maar, zo staat het geschreven, dus moet het waar zijn. Schijven is iets doms. Wie wijs is, schrijft niet.
Plato maakt een onderscheid tussen echte wijsheid, die voortkomt uit diep begrip en dialoog, en oppervlakkige kennis, die alleen maar is opgeschreven. Hij benadrukte dat de levende uitwisseling van ideeën, zoals in dialoog, cruciaal is voor ware wijsheid. Ook in Plato’s dialoog Phaedrus bespreekt Socrates het onderwerp schrijven in een kritische context.
Hij doet dit aan de hand van een mythe over de Egyptische god Theuth, de uitvinder van schrift, en de koning Thamus. Deze passage bevat Plato’s filosofische reflecties op de waarde en beperkingen van het geschreven woord. Theuth introduceerde het schrift aan koning Thamus en prees het als een uitvinding die het geheugen van mensen zou verbeteren en hen wijzer zou maken.
Thamus was echter kritisch en betoogde dat het schrift het geheugen niet versterkt, maar juist verzwakt. Mensen zullen minder vertrouwen op hun eigen geheugen omdat ze op het schrift kunnen terugvallen. In plaats van echte wijsheid zullen mensen slechts de schijn ervan bezitten, omdat ze kennis niet meer intern verwerken en begrijpen, maar extern opslaan.
Socrates stelt bovendien dat het geschreven woord inferieur is aan de levende dialoog. Een tekst kan geen antwoorden geven of zichzelf verdedigen wanneer er vragen worden gesteld, terwijl een spreker in een dialoog flexibel kan reageren en nuances kan verduidelijken. Een geschreven tekst is statisch en kan door iedereen gelezen worden, ongeacht of die persoon de inhoud begrijpt of misbruikt. Hoewel Plato’s kritiek afkomstig is uit een tijd waarin schrift relatief nieuw was, biedt het ook een bredere filosofische les over technologie en communicatie.
Net zoals Plato zorgen uitte over de impact van het schrift, stellen sommige mensen tegenwoordig kritische vragen over hoe moderne technologie, zoals het internet en kunstmatige intelligentie, ons denken en onze sociale interacties beïnvloedt. Plato’s Phaedrus moedigt ons aan om niet zomaar te vertrouwen op extern opgeslagen kennis, maar om ons te richten op actief begrip en kritisch denken.