‘Mulisch heeft altijd aangegeven dat zijn ultieme doel was onzichtbaar te worden, in navolging van zijn jeugdheld Bram Vingerling. Onzichtbaar worden vereist echter eerst een staat van zichtbaar zijn. In de cruciale passage in archibald strohalm wordt de schrijver Mulisch echt zichtbaar in zijn tekst voordat hij verdwijnt, zoals hij in al zijn latere werk regelmatig zal optreden als personage en/of verteller. Het is de paradox die Mulisch beheerst: een verlangen onzichtbaar te worden wordt gepaard aan een drang zich te profileren in de buitenwereld.’
Dat schrijft Marc van Zoggel in zijn analyse van het boek archibald strohalm. Harry Mulisch had een fascinatie voor de figuur van de stand-in, de verdubbeling, het onechte dat het echte tijdelijk vervangt, zoals dat tot uiting komt in het poppenkastspel in archibald strohalm, ‘Stand-in’ is een term uit de cinematografie, een begrip dat verwijst naar iemand die tijdelijk de plaats inneemt van een acteur tijdens het instellen van de camera en de verlichting voor een filmproductie. Zo’n stand-in kan om technische redenen worden gebruikt, bijvoorbeeld voordat de werkelijke acteur op de set verschijnt. Soms zijn er scènes waarin die acteur in dezelfde film op twee verschillende locaties moet verschijnen, maar dit kan niet op dezelfde dag worden gefilmd. In actiescènes kan het gevaarlijk zijn voor de werkelijke acteur om zich op de set te bevinden. Een stand-in kan ook worden ingezet om repetities uit te voeren voor een scène voordat de werkelijke acteur op de set arriveert. Stand-ins hebben dan ook meestal geen dialoog of acteertaken, hun rol is voornamelijk technisch van aard.
De stand-in heeft primair een technische functie, zoals de psychose wellicht ook primair een technisch procédé van de geest is om een pijnlijk probleem op te lossen door een dubbelganger als een stand in van zichzelf te creëren. Maar dat procédé kan ook worden aangewend om het dubbelspel, dat in de psychose wordt gespeeld, te verhullen voor de buitenwacht. Dat wordt dan een soort dubbelspel in het kwadraat. Mulisch wilde zijn eigen psychotische godswaan onzichtbaar maken door die waan in fictie te vertalen en daarmee te laten verdwijnen. Door deze literaire truc – of psychotisch procédé 2.0 – wilde hij onzichtbaar kunnen worden in zijn eigen tekst, totdat hij daar als een duveltje uit een doosje weer uit tevoorschijn kwam, om zo zelf binnen het verhaal in te kunnen grijpen in de loop der gebeurtenissen.
Maar er is ook en bredere context voor het fenomeen dubbelganger.Een schrijver waakt over zijn eigen imago. Sterker nog, schrijven is bij uitstek het creëren van een imago. Een schrijver verdubbelt zijn eigen leven door zichzelf te transformeren als de mythische producent van zijn eigen schijnwereld. De schrijver verhult zich in zijn werk, waarin hij zich tegelijkertijd schaamteloos kan onthullen. Hij is verliefd op zijn eigen spiegelbeeld, terwijl hij nooit achter de spiegel kan zien. Schrijven wordt zo het narcistische streven naar almacht. Het is een soort wraak op het leven, dat jou – als goddelijk genie – zo slecht bedeeld heeft, maar ook een wraak op de ontoereikendheid van de schepping. Rancune wordt dan de kerosine van de literaire creativiteit. Alleen als schrijver kun je de misère van het bestaan nog recht zetten in een schijnverlossing door toedoen van je dubbelganger van eigen fabrikaat. Zo bezien is elke schrijver lichtelijk psychotisch, of anders gezegd: een ontsnappingskunstenaar.
Deze ontsnapping in de dubbelganger is een fenomeen dat je wat Harry Mulisch betreft ook anders kunt zien. Het is alsof Mulisch tijdens zijn leven voortdurend twee lichamen had: het onzichtbare lichaam van de schrijver, dat opduikt in zijn eigen tekst, en zijn eigen fysieke lichaam dat hij met al zijn – al dan niet gespeelde – ijdelheid ook in werkelijkheid aan zijn publiek will tonen. De creatie van de mythe van het schrijverschap, waar Mulisch zijn leven lang mee bezig is geweest, was het onontkoombare gevolg van zijn eigen schijnverlossing die hij door een gefingeerde stand-in had laten voltrekken. Die ‘auto-genezing’ schoot door in de ijdele mythe van het schrijverschap .
Mulisch wilde letterlijk leven als een dubbelganger van zichzelf, een mogelijkheid die in de fictie kan verdwijnen, om daarmee in verhevigde mate in de werkelijkheid te verschijnen. Zo was de psychose bij hem literatuur geworden, en het schrijverschap een mythe. Dat proces voltrok zich open bloot in zijn debuutroman archibald strohalm, maar zou nadien op meer verholen wijze worden voortgezet in zijn carrière als literator. Archibald Strohalm nam alle gekte van Mulisch in zich op, zoals Jezus van Nazareth dat ooit met alle zonden van de wereld had gedaan. Mulisch zelf kan dan ook in zijn slotmonoloog zeggen: “Je hebt mijn kruis op je genomen, kleine verlosser van mij. Ik zal slagen waar jij moest falen.” Dat alles roept het beeld op van Archibald Strohalm als een dubbelganger van Jezus van Nazareth. De gekte van Strohalm (in casu ook Mulisch) was tegelijk ook de ultieme waanzin, waarvan de hele wereld verlost moest worden. Strohalm was Het Grote Offer van Mulisch, maar ook het Lam Gods: Agnus Dei qui tollis insaniam mundi.
De gedachte dat Jezus van Nazareth en pathologische geestestoestand heeft gehad, duikt op in de metaforiek van Archibald Strohalm, in wiens waan zich een contrastbeeld voor het christendom aftekent. De poppenkastvoorstelling van Strohalm was immers gericht tegen de religieuze voorstelling van ‘Ouwe Opa’, die ging over het ‘hiernamaals‘. De voorstelling van Strohalm ging over het ‘hiervoormaals’. Zo bezien was Jezus van Nazareth de psychotische manifestatie van het verschijnsel mens, omdat hij het zwaarste probleem van de menselijke existentie voorgoed op een mythische wijze had opgelost. Als mens was hij een dubbelganger van God. En om de gehele mensheid niet ten onder te laten gaan, liet God zijn menselijke dubbelganger sterven aan het kruis. Volgens de huidige maatstaven van de DSM-5 zou je kunnen stellen dat Jezus van Nazareth destijds, tijdens een geestelijke crisis in de woestijn, overvallen werd door een psychose die eindigde in een messias-syndroom. Maar geldt de DSM-5 ook met terugwerkende kracht ook voor tijden waarin de psychose nog niet als zodanig bestond?
Acute religieuze ervaringen
Hoe dan ook, de verlossing van de mensheid door Jezus van Nazareth als plaatsvervanger van God roept achteraf bezien de gedachte op aan een psychotisch waan. Maar was dat ook zo? In het verleden hebben psychiaters, filosofen en theologen onderzoek gedaan naar de al of niet afwijkende geestestoestand van Jezus van Nazareth. Maar doorgaans was men zeer terughoudend als het gaat om conclusies. Sigmund Freud behandelde religie psychologisch, maar schreef niet specifiek over Jezus als psychiatrisch geval. Karl Jaspers waarschuwde tegen het pathologiseren van religieuze figuren als Jezus en benadrukte hun existentiële betekenis. Paul Tillich benaderde Jezus theologisch en existentieel en zag geen reden om hem psychiatrisch te beoordelen. Albert Schweizer tenslotte waarschuwde expliciet voor een dergelijke benadering.
In zijn recente boek Acute Religious Experiences: Madness, Psychosis and Religious Studies (2024) beweert Richard Saville-Smith, dat dergelijke analyses doorgaans tot mislukken gedoemd zijn, niet vanwege een gebrek aan bewijs voor de historische figuur van Jezus, maar omdat dergelijke interpretaties van diens bijzondere geestestoestand de mogelijkheid uitsluiten van een extreme religieuze ervaring die het gezonde bewustzijn – wat dat ook moge zijn – in extreme mate te buiten gaat. Saville-Smith schetst uitvoering de gebreken van de traditionele psychiatrische kaders, vanwaaruit de psychotische ervaring gepathologiseerd wordt. Maar ook de neiging binnen de godsdienstwetenschap om de ‘waanzin’ van mystici en profeten te verwerpen of van hun ongerijmdheden te ontdoen.
In plaats daarvan stelt hij een nieuwe benaderingswijze voor die geworteld is in de zogeheten ‘Mad Studies’, een discipline die waarde hecht aan een onbevangen fenomenologische houding ten opzichte van de verschillende vormen van ‘waanzin’. Het is een benadering die binnen deze obscure materie wellicht een nieuw licht kan werpen op fenomenen als ‘religieus getinte visioenen’, ‘het horen van goddelijke stemmen’ of ‘religieuze bezetenheid’.
Maar los van dit alles, de figuur Archibald Strohalm creëerde zijn eigen dubbelganger in een psychotische waan, waarna de auteur van deze roman – in casu Harry Mulisch – als spelbreker van dit fictieve gebeuren de hoofdfiguur bedankt voor de verlossing die het schrijven van deze roman bij hemzelf teweeg heeft gebracht. Het is de verlossing door de waan van een zelfgecreëerde dubbelganger. Vanuit een filosofisch perspectief kan het motief van de dubbelganger of plaatsvervanger gezien worden als een manifestatie van de interne strijd die ieder mens voert. Het is de belichaming van het onbekende, vaak onderdrukte deel van jezelf. In die zin kan de dubbelganger staan voor de angst voor het onbekende, de delen van je persoonlijkheid die je niet wilt erkennen of waarvan je je niet bewust bent. De confrontatie met je dubbelganger dwingt je om na te denken over wat authenticiteit en individualiteit werkelijk betekenen. Als er een ander wezen is dat precies op jou lijkt en mogelijk zelfs je gedachten en gevoelens kan delen, wat maakt jou dan nog uniek?
De vraag naar de uniciteit van de mens raakt de kern van het existentialisme, dat stelt dat de essentie van het individu voortkomt uit een reeks persoonlijke ervaringen en keuzes. Maar waarom is die keuzevrijheid voor een mens niet genoeg? Waarom ervaart hij zich zichzelf vroeg of laat als een vreemdeling in een eindig bestaan, waarvoor hij zelf niet gekozen heeft. Het absurde van de wereld, zoals Camus dat op lucide wijze beschreven had, werd door Achibald Strohalm beantwoord met ‘de weg van het lachen.’ De psychotische lichtheid van het bestaan verving de ondraaglijke zwaarte van het christendom met zijn leer van zonde, genade, hemel, hel en Laatste Oordeel. Ook Jezus van Nazareth was een dubbelganger, hij was de menselijke stand-in van God. Maar Archibald was dat niet, hij bleef immers een mens ook in zijn rol als dubbelganger. En toch bood dit alternatief van Strohalm een ‘seculier-religieuze’ Verlossing, zij het niet voor de zonden van de mensheid, maar voor de waanzin van de wereld. Archibald Strohalm is zo bezien een absurde Messias die uiteindelijk ook als elke Messias sterven moest.
Er is ook een historische context voor dit motief van de dubbelganger in de tijd dat Mulisch deze roman schreef. De herinnering aan de ramp die Adolf Hitler nog kort geleden had aangericht voor het zelfbeeld van de mens, schiep de behoefte aan het motief van de dubbelganger, dat in de figuur van Archibald Strohalm zowel een dubbelganger werd van Mulisch zelf als van Jezus van Nazareth. Het menselijk bestaan was in een diepe crisis beland. ‘Dé mens’ – want zo werd er over mensen gesproken in die tijd – snakte naar een spiegelbeeld als geneesmiddel voor zijn getroebleerde humaniteit die zijn verankering verloren had in het spectrum van goed en kwaad.
‘De dubbelganger’ is ook een veelvoorkomend thema in de literatuur van de eerste naoorlogse jaren, met als bekendste voorbeelden twee boeken die beide vooral door hun verfilming bekend werden: The Third Man (1949) van Graham Greene en De donkere kamer van Damocles (1958) van W.F. Hermans. De thematiek van de dubbelganger kan ook duiden op de tweestrijd tussen goed en kwaad, moraliteit en immoraliteit, of andere tegenstrijdige aspecten van in het karakter van de hoofdpersoon benadrukken. De hoofdfiguur wordt vaak geconfronteerd met zijn eigen spiegelbeeld en moet nadenken over zijn ware identiteit en zelfbeeld. Dat kan ook zijn mythe zijn, zijn eigen literaire imago of zijn roem.
Interactie tussen brein en machine
Door te schrijven kon Mulisch zichzelf transformeren tot zijn eigen dubbelganger. Maar hoe gaat dat proces in zijn werk? Welke rol vervult het schrijven als zodanig? En maakt het ook uit met welk instrument je schrijft? Taal verandert door het medium dat wordt gebruikt om te schrijven. Zo wijst Harry Mulisch in zijn postuum verschenen Logboek (2012) op de verschillen die zich manifesteren bij het schrijven met vulpen, balpen, schrijfmachine en uiteindelijk met de computer. Een collega van hem had ooit beweerd dat de roman De ontdekking van de hemel (1992) zo dik is geworden omdat Mulisch tijdens het schrijven met de computer was gaan werken. Hierna had Mulisch deze collega tienduizend gulden in het vooruitzicht gesteld als hij bij benadering de pagina kon aanwijzen, waar de auteur definitief zijn vulpen had dichtgeschroefd. De plaats waar dat gebeurt, is volgens Mulisch te vinden op pagina 240 van het gedrukte boek.
Hoe dan ook, schrijven met de pen is iets anders dan schrijven met een machine. Maar de computer maakt van de schrijver nog geen machinemens. Toch bestaan er inmiddels bestaan al achines, die als een dubbelganger van de schrijver haast net zo goed schrijven als de schrijver zelf. Er wordt gewerkt aan machines die de mens in alle opzochten zullen gaan overtreffen. Neuralink is een neurotechnologie-bedrijf dat is opgericht door Elon Musk en enkele andere technologie-ondernemers. Het bedrijf richt zich op het ontwikkelen van geavanceerde implantaten voor de hersenen, met als doel de interactie tussen het menselijk brein en computers te verbeteren en gelijkte tred te houden met de ontwikkelingen op het terrein van kunstmatige intelligentie. Er worden al implantaten ontworpen – ook wel Brain-Computer Interfaces (BCI) genoemd – om zo diverse medische en cognitieve toepassingen mogelijk te maken.
Zo bezien staan we aan de vooravond van de cyborg, de ultieme symbiose van mens en machine. Dat wordt een tijd waarin wellicht ook de waanzin een symbiose zal aangaan met een machine, met mogelijkheden die met geen pen meer te beschrijven zijn. Dat wordt een waanzinnige tijd, waarin ook een machine een roman kan gaan schrijven, bijvoorbeeld over iemand die psychotisch wordt en zichzelf door het schrijven van een roman geneest van een psychose. De roman archibald strohalm van Mulisch bijvoorbeeld, maar dan beter. Maar kan een machine zelf ook psychotisch worden, en zichzelf dan genezen door het schrijven van een roman? Anders gezegd, kan een machine een dubbelganger van zichzelf genereren? Of anders van een willekeurig mens?
In november 2024 verscheen een artikel op internet van Jamey Keaton over een dubbelganger van Jezus, die in Zwitserland door AI is gegenereerd. Alles wat de AI-Jezus zegt is nieuw, maar wel afgeleid van een algoritme dat is gedestilleerd uit authentieke bronnen die in een kunstmatige brein zijn ingevoerd. Er is zelfs een zichtbaar hologram van Jezus gemaakt die achter het donkere gaas van een biechtstoel zit. Wat wil je nog meer? Dit lijkt me de ideale oplossing voor het tekort aan priesters binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Het Vaticaan worstelt nog met deze uitdagingen – en mogelijke kansen – die voortkomen uit de explosieve publieke interesse in kunstmatige intelligentie.
Dit begon allemaal zo’n twee jaar geleden, toen generatieve kunstmatige intelligentie wereldwijd de aandacht trok met de lancering van Open AI’s ChatGPT. Chatbots worden tegenwoordig aangedreven door algoritmische modellen die getraind zijn op enorme hoeveelheden tekst en andere data. Ze bootsen spraak na en genereren schijnbaar unieke en mensachtige reacties. Het gaat dus allemaal razendsnel. Nog even en we kunnen ieder bekend persoon uit de geschiedenis, over wie voldoende geschreven bronnen bekend zijn, nabootsen met kunstmatige intelligentie. Ook een psychotische waan is dan door een kunstmatig brein te genereren. Stel dat dit gebeurt en het kunstmatig brein tenslotte zelf het woord neemt en door de tekst van zijn gesimuleerde waan heen breekt. Wat is dan nog echt of onecht? Wie is dan de machine en wie zijn dubbelganger? Wie komt dan tevoorschijn, en wie verdwijnt uit zicht? Zou dat soms het verschijnsel mens kunnen zijn, het enige wezen dat tot nog toe het vermogen heeft ontwikkeld om te verschijnen en te verdwijnen?