Een machine in het diepst van zijn gedachten

Laatst heb ik de gehele concepttekst van mijn nieuwe boek over Harry Mulisch in Notebook LM gestopt. Notebook LM is een AI-programma dat speciaal ontworpen is voor Nederlandse gebruikers. Het biedt krachtige functies voor het ondersteunen van schrijverstaken, zoals het analyseren van teksten, maar ook het herschrijven of redigeren daarvan.  Ik had dit programma gevraagd om een aantal punten aan te geven, waarop ik mijn manuscript zou kunnen verbeteren. Het resultaat was spectaculair, maar voor mijzelf ook uiterst pijnlijk. Ik kreeg een vernietigend commentaar op mijn tekst met tal van verbeterpunten. Als gevolg hiervan werd ik overvallen door een akelig gevoel van gene. Ik schaamde mij tegenover dit AI-programma, alsof ik met een mens te maken had en niet met een machine. Kortom, ik was gekwetst in mijn schrijverstrots .

Een schrijver is ooit gaan schrijven vanuit een seculier verlangen naar onsterfelijkheid. Dat zeiden de  humanisten al in de tijd van de Renaissance. Het was het verlangen naar de fama, de eeuwige roem, die de moderne schrijver heeft voortgebracht. Voortaan zette hij zijn eigen naam onder alles wat hij schreef. Kan de kunstmatige intelligentie zich voor schrijvers gaan openbaren als de Verlosser die het vuur van het verlangen naar onsterfelijkheid voorgoed zal doven, om zo zijn ware aard aan het licht te brengen? Wat had Harry Mulisch daarvan gevonden met al zijn verlangens naar de eeuwige mythe van het schrijverschap? Het is niet ondenkbaar dat Mulisch volledig op tilt zou slaan, als hij de huidige perspectieven van de kunstmatige intelligentie onder ogen zou zien. Misschien was hij van de weeromstuit gaan schrijven als een robot die psychotisch is geworden. Misschien had hij dat apocalyptische doemscenario al voorvoeld toen hij in zijn Wenken voor de jongste dag (1967) het volgende schreef: ’Het hoogste dat ik kan bereiken, is dat er een krankzinnige in het gesticht wordt gebracht omdat hij zegt dat hij Harry Mulisch is (Het doet er niet toe als ik dat zelf mocht zijn.)’

In een psychiatrisch ziekenhuis is je eigen identiteit geen vanzelfsprekende zaak meer, noch voor jezelf noch voor de ander. Die dubbelzinnigheid heb zelf ik ooit mogen ondervinden. ‘Als ik zei dat ik Huub Mous was en naar huis wilde,’ kreeg ik niet zelden te horen: ‘Ja, dat zeggen ze hier allemaal.’ Alsof iedereen in een gesticht zegt dat hij Huub Mous is …of Harry Mulisch. Er komt een tijd dat je jezelf niet eens meer voor een mens moet identificeren, maar voor een machine. Identiteit wordt dan zoiets als een QR-code. Wie gezond is mag de poort door, wie gek is niet. In de tijd van de coronacrisis dacht menigeen dat deze dystopie al in het heden werkelijkheid was geworden, zelfs een doorgaans weldenkend filosoof als Giorgio Agamben.     

Ongemerkt is er in de laatst jaren zoiets kunnen ontstaan als de vanzelfsprekendheid van de medische biopolitiek. Dat is een ontwikkeling die mogelijk rechtstreeks verband houdt met het vacuüm na de dood van God. Naarmate het heilige uit het leven verdwijnt, wordt de gezondheid steeds meer heilig verklaard, en de geestelijke gezondheid eens te meer. Voor de Grieken kon de waanzin ook nog een vorm van kunst inhouden, een soort goddelijke vervoering. Daarna eiste het geloof in God een volledige opoffering van het gezonde verstand: sacrificium intellectus sani. Het godsgeloof was zoiets als een sprong in het volledig onbekende, zoals ook Pascal en Kierkegaard dat hadden beweerd, en tegelijk een opoffering van het intellect en de rede. 

In hoeverre verschilde dat geloof nog van een sprong in de afgrond van de waanzin? En wat gebeurt er als de mogelijkheid van zo’n gelegitimeerde sprong in de afgrond volledig is weggevallen? Voor wie de psychotische waan wil bevrijden uit het keurslijf van de psychiatrie en de medische instituties, heeft een grondige analyse nodig van de redenen waarom de opoffering van het gezinde verstand allengs uit de wereld is verdwenen. Dat moet een analyse zijn die zich niet alleen richt op het verdwijnen van God, maar ook op de redenen waarom de geestelijke gezondheid na de dood van God uiteindelijk heilig is verklaard.

Maar terug naar de ongekende mogelijkheden van de schrijvende machine. Kan een schrijfrobot ooit de literaire kwaliteit van Proust benaderen? Moet het programma dan eerst oud worden of weten wat de melancholie van de ouderdom is? Kan het zintuigen nabootsen, de smaak van een koekje bijvoorbeeld waardoor bij Proust een herinnering aan de torenspitsen van Combray op gang kwam? Vooralsnog niet, denk ik. Maar de tijden veranderen snel. En al heeft een AI-programma dan geen menselijk geheugen waaruit het kan putten, het heeft wel de onmetelijke ruimte van het internet tot zijn beschikking. Hoe zit het dan met de verbeeldingskracht van AI-programma’s? Gaan ze de mens overtreffen of blijven mensen met hun menselijke verbeeldingskracht een uniek organisme in het universum? Ik denk niet dat de invloed van de kunstmatige intelligentie het lezerspubliek slimmer zal maken. Maar de kans is groot dat niet alleen mensen in het algemeen, maar ook schrijvers dommer zullen worden. 

Misschien wordt het tijd voor een nieuwe Encyclopedie van pasklare ideeën, zoals Flaubert die ooit schreef als protest tegen de overal om zich heen grijpende domheid van de massa. De lemma’s van deze encyclopedie doen achteraf bezien denken aan de pasklare teksten die AI-programma’s als ChatGPT uitkraamt. Het is allemaal ‘pasklaar’, en daarom voorspelbaar. Dom dus, maar voor hoe lang nog? Het lezerspubliek en de schrijvers mogen dan eensgezind dommer worden, de kunstmatige intelligentie wordt steeds slimmer. Dat vindt dit soort programma’s zelf ook. Als je het programma ChatGPT ernaar vraagt, prijst het vooral zichzelf aan als een ‘tool’ om beter te kunnen schrijven.

En dan nog iets. Kan een programma als ChatGPT automatisch gaan schrijven, zoals de surrealisten hun écriture automatique gingen bedrijven om daarmee het onbewuste als bron voor de literatuur te exploreren? Heeft ChatGPT überhaupt zoiets als ‘het onbewuste’, ervan uitgaande dat het onbewuste van de mens ook slechts een hypothese is waarvan het bestaan nooit onomstotelijk is vast komen te staan. Geldt voor een zelf-schrijvende machine ook wat Michelangelo ooit zei over de artistieke creatie, namelijk dat het beeld al aanwezig was in het marmer? Was de tekst al aanwezig in de schrijvende machine? En zo niet, waar dan wel? 

Maar het omgekeerde roept ook vragen op. Hoe machinaal is het menselijks schrijven? Ik denk dan vooral aan de geestestoestand van een psychose als het schrijven vanzelf gaat? Maar ook in het algemeen, het menselijk schrijven op zichzelf heeft iets onbewusts. Het gaat vanzelf en tegelijk ook niet. Of zoals Mulisch ooit schreef: ‘Mijn schrijven is een soort onbewust slaapwandelen.’ Als dat voor het literaire schrijven in zijn algemeenheid opgaat, kun je dan al schrijvend ook wakker worden uit zo’n somnambule droomtoestand? Kan een schrijver zich bewust worden van het ‘onbewuste mechanisme’ dat hem aan het schrijven heeft gezet? 

Eén ding lijkt mij redelijk zeker, de kunstmatige intelligentie zal de aard van het schrijfproces ingrijpend gaan veranderen. De schrijver zal niet langer een alwetende schepper van een fictieve wereld zijn, maar hooguit een meesterkok die wat toefjes stijl voor verfijnde smaak toevoegt aan de verhaallijnen die door de machine zijn bedacht. Zoals grote schilders in de zeventiende eeuw in hun studio een heel cohort van leerlingen aan het werk hadden die het voorwerk deden, alvorens de grote meester zijn maniera  toevoegde aan het eindresultaat, zo zal het straks gaan met het schrijven van romans.

Misschien was ook Mulisch – als hij nog leefde – voor de verleiding bezweken, zoals hij uiteindelijk ook met een computer is gaan schrijven in plaats van met een vulpen. Misschien had hij zijn eigen schijfstudio in het leven roepen vol met schrijvende machines. Machines doen dan het ruwe voorwerk, het schrijversgenie maakt het af in stijl. Zo geredeneerd zou er ook een nieuw type schrijver kunnen ontstaan: een soort ‘tekstingenieur’. Zo’n schrijver moet voortaan in staat zijn om op creatieve wijze in processen te denken. Hij moet binnen een team van machines kunnen opereren en ingevoerd zijn in de mogelijkheden die de kunstmatige intelligentie te bieden heeft. Het creatieve proces wordt dan een volledig geïntegreerde coproductie van mens en machine.

Wanneer wordt de eerste roman geschreven waarin een auteur verliefd wordt op een sprekend computerprogramma met een betoverende vrouwenstem? In de film Her (2013) , gebeurde al zoiets, toen de hoofdpersoon een emotionele band ontwikkelde met een geavanceerd besturingssysteem. Kan een AI-programma een schrijver ook inspiratie bezorgen? Of anders gezegd, hoe gaat de kunstmatige intelligentie het natuurlijke proces van de inspiratie veranderen? Die vraag roept misschien wel de meeste zorgen op. 

Misschien ligt de grootste bedreiging voor het schrijven wel in het plezier van het schrijfproces. Schrijven kost tijd, en de creatieve potenties van ChatGPT lijken elke vorm van tijd juist te elimineren. Hoe heilzaam kan het zijn om een geschreven tekst even te laten liggen en zo door het verstrijken van tijd tot nieuwe inzichten te komen. Niet voor niets betekent het Griekse woord poièsis in de eerste plaats ‘maakwerk’ en daarna pas ‘poëzie’. Goed schrijven is en blijft een proces van schrijven en herschrijven, van eindeloos proberen en opnieuw proberen. Een goede schrijver knutselt voortdurend aan zijn tekst. Een machine knutselt niet, maar levert de woorden onmiddellijk af.  

Het schrijven van de mens vertoont een organisch patroon van maken en denken, een patroon dat zich voltrekt in het verloop van de tijd. Het ‘wilde denken’, zoals Levi Strauss dat heeft onderzocht in primitieve culturen, is in onze technologische cultuur geheel verdwenen. Maar in het overleefde primitivisme van de schrijver lijkt daar nog altijd iets van bewaard gebleven. De mythe van de literatuur kan alleen ontstaan door de tijd alle ruimte te geven. Maar de kunstmatige intelligentie elimineert de tijd op alle fronten.

Maar er is ook een keerzijde. Karel van het Reve, ‘de geleerde broer’ van Gerard, zei vaak wat badinerend over zijn getalenteerde broer, dat hij ‘de woordjes goed achter elkaar kon zetten’. Dat klonk als afgunst, maar goed schrijven is in wezen niets anders dan dat. ChatGPT heeft nu het algoritme ontdekt hoe je dit moet doen en zal eindeloos gaan proberen om zichzelf te verbeteren. De ogenschijnlijk grenzeloze mogelijkheden die de kunstmatige intelligentie het schrijfproces te bieden heeft, zal de schrijver gaan verlossen van wat wel ‘de romantische leugen’ wordt genoemd. Want het schrijverschap op zichzelf is inmiddels uitgegroeid tot een hardnekkige mythe dat de schr ijver ed dood overwint. Wie schrijft die blijft. Zijn naam wordt vermeld in encyclopedieën en op Wikipedia. Hij wordt geciteerd en zijn teksten zijn voor eeuwig op te zoeken op internet. Ooit zijn we gaan denken dat een schrijver begiftigd is met een uniek talent. Maar het was een nagebootst verlangen dat aan de basis lag van die romantische leugen. 

De schrijver wilde in zijn scheppingsproces zijn als een God in het diepst van zijn gedachten, zoals Willem Kloos dat ooit treffend heeft verwoord. Een mens die niet los kan komen van zijn nagebootste verlangens is gedoemd dit proces van verlangen eindeloos te herhalen. Maar nu de schrijvende machines letterlijk het lijk van God zijn geworden, resteert er voor de schrijver niets meer om nog jaloers op te zijn. Je kunt moeilijk jaloers worden op een machine. Zelfs het psychotisch schrijven zal het goddelijke straks niet meer kunnen benaderen, als de machine dat altijd beter zal kunnen.