Als een windvlaag die eindigt in een orkaan

Het grootste feest van het jaar in Hierapolis vond in het begon van de lente plaats, wanneer mensenmassa’s uit Syrië en omringende landen naar het heiligdom dromden. Terwijl de fluiten snerpten en de trommem dreunden en de eunuchpriesters zichzelf met messen verwondden, verspreidde zich de religieuze extase zich geleidelijk als een golf door de menigte toeschouwers en deed menigeen dingen, waarvan hij niet had gedroomd toen hij als ‘toeristisch’ toeschouwer naar het feest kwam. De ene man na de andere, opgezweept door de muziek en gebiologeerd door de aanblik van het stromende bloed, rukte zich de kleren van het lijf, sprong met een schreeuw naar voren, greep een van de zwaarden die speciaal voor dit doel gereed stonden en castreerde zich ter plaatse. Dan rende hij de stad door met de bloedige resten in de hand, om ze tenslotte in een van de huizen, die hij op zijn dolle tocht passeerde, te gooien. De aldus vereerde familie moest hem van vrouwenkleren en vrouwensieraden voorzien; deze droeg hij de rest van zijn leven. Wanneer de gemoederen weer waren bedaard en de man weer tot zich zelf was gekomen, zal het onherroepelijke offer vaak zijn gevolgd door intens verdriet en levenslange spijt. Deze terugkeer van de natuurlijke menselijke gevoelens na de razernij van de religieuze extase is door Catullus in een beroemd gedicht indrukwekkend beschreven. 

Dat vermeldt J.G. Frazer in zijn boek De Gouden Tak, over mythen, magie en religie (1890). Dit ritueel van de godin Attis is een fraai voorbeeld van religieuze extase die een menigte in zijn greep kan krijgen. Wie hier aan ten prooi valt is letterlijk tot alles in staat. Men doet dan wat men geacht wordt te doen, zonder te vragen waarom. Er is gewoon geen waarom. Alles is heilig geworden en dus per definitie goed. Demonische drang en godsdienstwaanzin gaan een verbinding aan met een fatale groepspsychose tot gevolg. Dit uiterst besmettelijke fenomeen is niet uniek voor de klassieke oudheid. Het kwam meerdere malen in de geschiedenis voor, zelfs – en misschien wel bij uitstek – in de eeuw van het modernisme toen Adolf Hitler met zijn de hysterische waan de massa in blinde vervoering bracht.

Waardoor wordt de hysterische waan van een charismatische leider door de massa niet als waan herkend? En wanneer valt het dubbeltje naar het goede, en wanneer naar het kwade? Dat je op de gedachte komt om een Duizendjarig Rijk te stichten, vind ik – op basis van mijn eigen waan-ervaring in mijn puberteit – niet eens zo gek. Maar dat je het voor elkaar krijgt – of van je omgeving de ruimte krijgt – om dit waanzinnige idee ook daadwerkelijk te gaan uitvoeren, daar kan ik met mijn verstand niet bij. Ook hier bestond kennelijk geen waarom. Men deed wat men geacht werd te doen.

Uit het verlangen om iets meer van deze materie te kunnen begrijpen ben ik op zoek gegaan naar het algoritme van de waan. Waarom is een waan vaak religieus gekleurd? Heeft zij te maken met religie in het algemeen? In de primitieve wereld heeft waanzin van oudsher het karakter van het numineuze, het heilige, maar in onze tijd zijn er andere grenslijnen getrokken tussen geestesziekte en een zich openbarende geloofswaarheid. Misschien heeft elke religie wel een pathologisch element, tenminste volgens de huidige maatstaven van de psychiatrie.

Maar mag je die hypothese zomaar toepassen op de religie als een antropologisch fenomeen? Hoe verhouden geloof en rede zich tot elkaar? Kun je met het de rede het geloof verklaren, of is hier sprake van twee heel verschillende werelden? Religie is in zijn eerste aanleg altijd verbonden met een oorspronkelijk almachtsbeleving van een religieuze leider die anderen in zijn ban brengt. Zo’n ervaring gaat met zichzelf aan de haal. Dat is misschien zelfs de kern van alle vormen van geloof. Als het hek eenmaal van de dam is, is er geen houden meer aan. De windvlaag wordt dan een storm die eindigt in een orkaan. 

De gedachte dat Christus heeft geleden aan een vorm van paranoia en ook Mohammed allesbehalve geestelijk normaal was, is inmiddels bijna een cliché geworden. Maar wat koop je ervoor? De profeten Jesaja en Jeremia beleefden geregeld delirante geestestoestanden. De gevolgen die deze fenomenen binnen een gemeenschap teweegbrengen zie je nu alleen nog in afgezwakte vorm zich aandienen bij radicale politieke bewegingen. Religie ontstaat daar, waar andere machten zich associëren met een asociaal individu, waarbij vroeg of laat destructieve neigingen tegenover andersdenkenden aan de dag kunnen treden. Het zijn de radicale politieke bewegingen die er ook nu nog geen bezwaar tegen hebben hebben, als  destructieve tendensen inherent worden verklaard aan een toekomstig heil.

Freud veronderstelde dat de oorzaken van religie louter in intra-psychische processen gezocht moeten worden. Anders gezegd: God is een projectie. Deze tijd van corona waarin complottheorieën overal de kop opsteken, lijkt Freud op het eerst gezicht gelijk te geven. Mensen projecteren hun eigen verklaring voor de onbegrepen en bedreigende realiteit in een eigen versie van de waarheid. Dit soort projecties zijn zelfs besmettelijk zodat ook een groep of gemeenschap een ‘geprojecteerde complot-theorie’ kan gaan aanhangen. Men gaat dan massaal de straat op en versterkt elkaar in de waan. 

In dat perpectief bezien vertoont de beweging die in 2020 in Nederland opkwam rondom Virus-waanzin dezelfde stelligheid in de waan waarmee Trump in het najaar van datzelfde jaar de negatieve verkiezingsuitslag bleef ontkennen, wat uiteindelijk leidde tot de bestorming van het Capitool in Washington. In deze gedachtegang wordt godsgeloof en een complot-theorie op één lijn gesteld. Godsgeloof is dan hetzelfde als godsdienstwaan of het geloof in een complot. Maar gaat  die vergelijking wel op? Op afstand zijn grote lijnen makkelijk te trekken, maar blijven de overeenkomsten overeind als je naderbij komt?   

Een waan is letterlijk een vorm van waanzin. Maar godsdienstwaan is een apart fenomeen dat ook in Nederland ooit heeft bestaan en ook wetenschappelijk is onderzocht. F.J. Tolsma heeft decennia lang onderzoek gedaan naar paranoia religiosa, die volgens hem de wezenlijke kern zou vormen van elke religie. Religie is in zijn optiek in wezen een proces van magische autoriteit, waarbij universele fenomenen als suggestie en autosuggestie een cruciale rol spelen. Zijn boek Inductie, religieuze groepsvorming en godsdienstwaanzin, dat in 1945 verscheen, is in dit opzicht nog altijd een standaardwerk.

Je zou zeggen: godsdienstwaan is een waan in het kwadraat, maar dat is niet zo. Freuds projectie-theorie staat in feite los van het onderzoek naar de verspreiding van godsdienstwaan. Het onderzoek naar de godsdienstwaan baseert zich doorgaans op het verschijnsel ;psychologische inductie’. Dit fenomeen biedt een adequate verklaring voor de besmettelijkheid van de – in feite – psychotische vormen van de waan, waartoe ook de godsdienstwaan behoort, waarbij je kunt twisten over de vraag of elke vorm van van godsgeloof in de kern een vorm van godsdienstwaan bevat.

Die besmettelijkheid is juist wat de waan juist zo gevaarlijk maakt. Kleine wanen kunnen worden meegezogen in een grote waan. Hermann Rauschning heeft daar in zijn boek Gesprekken met Hitler (1940) een fraai voorbeeld van als hij spreekt over tweeledige natuur van het Duitse volk dat het vermogen had om in dubbele werelden te leven. Dat wil zeggen, om een een imaginaire wereld telkens weer op een de werkelijke wereld te te kunnen projecteren. Dat vermogen had Hitler als ‘trommelaar van de waan’ in hoge mate. Daarmee ging de waan viraal. Op de drempel van de Tweede Wereldoorlog zag Rauschning dat gevaar haarscherp toen hij schreef: 

‘Al die miezerige, scheefgegroeide, gemankeerde types die in het leven geen vervulling hebben kunnen vinden: naaktlopers, vegetariërs, lusthoftuiniers, vaccinatieweigeraars, goddelozen, biosofen en levenshervormers, die hun invallen verabsoluteren en van hun eigen gril een religie willen maken, laten nu hun geheime wensen in de vele gasbellen van de reuzenluchtballon der partij instromen, om met dit grote luchtschip als een nieuwe Gianozzo een nog hogere vlucht te wagen dan ze tot dusver in eigen kring deden.’

Scherper kun je het grote gevaar van de kleine privé-wanen niet verwoorden. De mens is hoe dan ook geneigd om te geloven in wat hem goed dunkt. Het nuttige is goed, het begeerde is juist, het gewenste is werkelijk. Die mantra ligt aan de basis van elke privé-waan. Er hoeft maar één rattenvanger op te staan om met die mantra in het vaandel de meute in beweging te krijgen. Rauschning noemde het nationaal-socialisme ‘De Sint-Vitusdans van de twintigste eeuw’, daarmee verwijzend naar de grote, plotselinge uitbraken van een mysterieuze dansmanie zes eeuwen daarvoor. 

Kopergravure door Hendrik Hondius (1573 – 1649) naar een tekening van Pieter Bruegel de Oude uit 1564, voorstellende de Sint-Vitusdans.

Op 24 juni 1374 begon in het Duitse Aken een grote groep mensen plotseling te hallucineren en schokkende bewegingen te maken die op een wilde dans leken, eindigend in complete uitputting, waarna menigeen op de grond viel en sommigen zelfs stierven. Deze vreemde dansplaag bleek uiterst besmettelijk te zijn en verspreidde zich in de daaropvolgende eeuwen door geheel Europa.

Ook een waan zou de vorm van een een plaag kunnen aannemen. Suggestie en autosuggestie zijn de wezensproblemen niet alleen van de massapsychologie, maar ook van de religie en wellicht zelfs van het dagelijks leven met zijn privé-wanen en complottheorieën. Ieder mens is van nature geneigd om te geloven wat hem goeddunkt. De geloofshouding is de oorspronkelijke existentiële houding. Sterker nog, zonder geloof zou het leven in een gemeenschap onmogelijk zijn. En elk geloof is in wezen een aanname van iets waar het verstand vooralsnog geen sluitende verklaring voor heeft. Anders gezegd, een aanname van een fictie die zich als een uiterst besmettelijk virus binnen de kortste keren mondiaal kan verspreiden.